Periodieke hoofdfactuur maken

  1. Selecteer Verwerking beheren > Definitie periodieke factuur.
  2. Klik op Maken.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Bedrijf
    Selecteer een bedrijfsnummer.
    Periodieke factuur
    Geef een ID en omschrijving van een periodieke hoofdfactuur op.
  4. Geef op het tabblad Hoofdgegevens de volgende gegevens op:
    Factuurtype
    Selecteer het factuurtype voor de periodieke factuur.
    NB

    U kunt geen periodieke creditnota's maken.

    Verwerkingsniveau
    Selecteer het verwerkingsniveau dat wordt gevormd door de rapportagehiƫrarchie onder het bedrijf.
    Locatie
    Selecteer een voorraadlocatie binnen de bedrijfsvoorraad. Als het bedrijf prijzen op locatieniveau gebruikt, moet u een voorraadlocatie opgeven.
  5. Geef in de sectie Frequentiebeheer de volgende gegevens op:
    Frequentie
    Selecteer de factureringsfrequentie om te bepalen hoe vaak een klant wordt gefactureerd. Als u een door de gebruiker gedefinieerde frequentie selecteert, is de factureringsdatum gelijk aan de factureringsdatum in de gebruikersinterface.
    Factuurmaand
    Geef een factureringsmaand op om aan te geven in welke maand u wilt factureren. Dit veld is alleen geldig voor de factureringsfrequenties Driemaandelijks en Jaarlijks. Voor een driemaandelijkse frequentie zijn de geldige waarden 1 t/m 3 en voor een jaarlijkse frequentie de geldige waarden 1 t/m 12.
    Factuurdag
    Geef de dag van de maand op waarop u wilt factureren. Dit veld wordt gebruikt voor het berekenen van de factureringsdatum. Het is geldig voor de factureringsfrequenties Halfmaandelijks, Maandelijks, Driemaandelijks en Jaarlijks.
    Factuurdag van week
    Selecteer de dag van de week voor de factuur. Dit veld is alleen geldig voor de factureringsfrequentie Wekelijks.
    Cycluscode
    Selecteer een cycluscode om periodieke facturen te groeperen voor het maken op een niveau lager dan frequentie. Geef bijvoorbeeld cyclus 1 op om de eerste week van een maand in maandelijkse factureringsfrequentie weer te geven.
    Begindatum
    Selecteer een begindatum om aan te geven wanneer de sjabloon van kracht wordt. Dit veld bepaalt wanneer een periodieke klantfactuur kan worden gemaakt.
    Einddatum
    Selecteer een einddatum. Na deze datum kan een periodieke klantfactuur niet meer worden gemaakt. Een bestaande periodieke klantfactuur kan na deze datum nog steeds geldig zijn.
    Huidige factuurdatum
    Selecteer een huidige factureringsdatum voor de periodieke factuur. Dit veld wordt gebruikt om de volgende factureringsdatum te berekenen voor alle factureringsfrequenties behalve de door de gebruiker gedefinieerde frequentie.
    Aantal facturen
    Geef het totale aantal facturen op voor de periodieke factuur. U kunt maximaal 999 facturen voor elke periodieke factuur gebruiken.
  6. Geef de volgende gegevens op in de sectie Facturering:
    Valuta
    Selecteer de basisvalutacode van het bedrijf. Als het bedrijf niet meerdere valuta's kan gebruiken, moet de valuta die u opgeeft de basisvaluta zijn.
    Codes betalingscondities
    Selecteer de betalingscondities die u in de periodieke factuur wilt opnemen.
    Prijslijst
    Selecteer de prijslijst die u wilt gebruiken voor alle exemplaren van de periodieke factuur. Als dit veld leeg is, wordt de prijslijst voor de klant gebruikt bij het maken van de facturen.
    Project
    Selecteer een project om opbrengsten met de klant te verantwoorden.
  7. Geef in de sectie Betaling de volgende gegevens op:
    Belastingvrijstellingscode
    Geef aan of de periodieke factuur van het type Vrijgesteld of Belastbaar is. Als dit veld leeg is, wordt de belastingstatus standaard overgenomen uit Periodieke klantfacturen.
    Belastingcode
    Selecteer een code die specifieke belastinggegevens aanduidt.
  8. Geef in de sectie Verkoopgegevens de volgende gegevens op:
    Gebied
    Selecteer een verkoopgebied. Facturen voor deze periodieke factuur hebben deze gebiedscode. Als dit veld leeg is, is het factuurgebied de standaardwaarde van de klant op het moment van aanmaak.
    Verkoper 1
    Selecteer de code van de primaire verkoper. Als dit veld leeg is, is het klantbestand de standaardwaarde.
    Provisiepercentage 1
    Geef het provisiepercentage van de primaire verkoper op.
    Verkoper 2
    Selecteer de code van de secundaire verkoper. Als dit veld leeg is, is het klantbestand de standaardwaarde.
    Provisiepercentage 2
    Geef het provisiepercentage van de secundaire verkoper op.
    Provisiesplitsing
    Geef de provisiesplitsing op.
  9. Klik op Opslaan.
    De tabbladen Factuurartikelen, Extra kosten en Factuuropmerkingen zijn nu beschikbaar.