Facturen en creditnota's maken
U kunt facturen en creditnota's maken om klanten te factureren voor services of andere items die niet in voorraad zijn en geen deel uitmaken van een gewone order.
Als u werkt met elektronische betalingen, moet u typen voor elektronische betalingen instellen voordat u facturen vrijgeeft.
- Selecteer Verwerking beheren > Factuur.
- Selecteer Acties > Maken.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Bedrijf
- Selecteer een bedrijfsnummer.
- Batch
- Selecteer de batch waartoe de facturen en creditnota's behoren. De batch wordt door het systeem toegewezen wanneer de records worden toegevoegd.
- Factuur
- Selecteer een factuurnummer dat door het systeem is toegewezen.
-
Geef op het tabblad Hoofdgegevens de volgende gegevens op:
- Klant
- Selecteer een klantnummer.
- Verwerkingsniveau
- Selecteer een verwerkingsniveau, zoals divisie, afdeling of verkoopkantoor.
- Locatie
- Selecteer de verzenden-van locatie voor de voorraad. Deze locatie wordt gebruikt voor prijzen en als referentie wanneer een retour-naar-voorraad bestaat. De geselecteerde locatie is de standaardwaarde op het niveau van de factuurregel.
- Verzendadres
- Selecteer de verzenden-aan locatie van de klant. Dit is het postadres voor de goederen.
- Redencode
- Als u een creditnota maakt, moet u een redencode toevoegen om aan te geven waarom u het creditbedrag aan de applicatie toewijst.
- Factuurtype
- Selecteer een factuurtype dat als standaard aan de gebruiker wordt toegewezen wanneer een order wordt verwerkt via facturering. Als u een factuur definieert die niet aan een order is gerelateerd, moet u het factuurtype selecteren.
- Datum
- Selecteer een datum die als basisdatum wordt gebruikt bij de berekening van korting en vervaldatum voor betalingscondities.
- Valuta
- Selecteer een valutacode voor de factuur. In een bedrijf met meerdere valuta's is de valutacode de standaardwaarde van de klant en kan deze worden overschreven wanneer een order of factuur wordt gedefinieerd. In een bedrijf met één valuta wordt de basisvaluta van het bedrijf toegewezen.
- Valutatabel
- Selecteer een valutatabel. De valutatabellen uit de bijbehorende afsluitingscontrole van het bedrijfssysteem of de bedrijfsrecord van het grootboek worden gebruikt.
- Valutakoers
- Selecteer de valutakoers van de klant.
- Valutaherwaardering
- Schakel dit selectievakje in als er een valutaherwaardering is vereist voor een factuur of debetnota die niet als basis dient.
- Btw-registratienummer
- Certificeringsnummer
- Dit nummer wordt opgegeven op de order en wordt overgenomen op de factuur ter facturering en de debiteurenfactuur. Dit nummer wordt gebruikt als factuurnummer voor Zuid-Amerikaanse landen.
- Certificeringsdatum
- Deze datum wordt in combinatie met het certificeringsnummer gebruikt voor Zuid-Amerikaanse landen.
-
Geef op het tabblad Factuuropties de volgende gegevens op:
- Factuuradres
- Selecteer een factureren-aan code die overeenkomt met het adres waarnaar de factuur wordt verzonden.
- Oorspronkelijke factuur
- Geef het oorspronkelijke factuurvoorvoegsel en -nummer op om automatisch een creditnota toe te passen op een factuur.
- Automatisch toepassen
- Schakel dit selectievakje in om automatisch een creditnota toe te passen op een factuur.
- Betalingscondities
- Selecteer een code betalingscondities die wordt gebruikt om de vervaldatum van de factuur en eventuele betalingskortingen te bepalen.
- Betalingscode
- Selecteer een transactiecode die overeenkomt met een type kasbetaling, wisselbetaling of bankdienst.
- Debiteurenadministratiecode
- Selecteer een debiteurencode die is gekoppeld aan de grootboekrekening Debiteuren, die is gedebiteerd voor de order of factuur.
- Extra korting
- Geef het bedrag op van de extra korting die is gedefinieerd in de factuurvaluta. Dit veld is een vast bedrag als u dit op de factuur opgeeft.
- Blokkeringscode
- Selecteer een blokkeringscode waarmee wordt voorkomen dat de factuur wordt afgedrukt.
- Project
- Selecteer een project voor de opbrengstenrekening.
- Kosten project
- Selecteer een project voor de rekening voor kosten van verkochte goederen.
- Factuurtypecode
- Selecteer een factuurtypecode.
- Stelselcode
- Selecteer een stelselcode.
-
Geef in de sectie Datums de volgende gegevens op:
- Journaliseringsdatum grootboek
- Selecteer een journaaldatum in het grootboek. Dit is de standaard de factuurdatum.
- Prijsdatum
- Selecteer een datum waarop voorraadartikelen worden geprijsd. Dit veld kan een impact hebben als de prijsdatum bijvoorbeeld binnen het datumbereik van de promotie of het contract ligt.
- Verzenddatum
- Selecteer een verzenddatum.
-
Geef op het tabblad Betaling de volgende gegevens op:
- Belastingvrijstellingscode
- Selecteer Belastbaar als de bijbehorende factuurregels mogelijk zowel belastbaar als vrijgesteld zijn. Selecteer Vrijgesteld als alle bijbehorende factuurregels moeten worden vrijgesteld.
- Belastingcode
- Selecteer een code van de belastingautoriteiten waaraan de klant verkoopbelasting moet betalen. Dit veld is vereist als het bedrijf geen belastingsysteem van derden gebruikt en de regel niet is vrijgesteld van belasting.
- Datum
- Selecteer een datum die standaard wordt gebruikt voor de berekeningsdatum voor belasting wanneer de order wordt ingevoerd.
- Betalingsnummer
- Geef een betalingsnummer op voor de order die is gekoppeld aan de factuur als de klant een aanbetaling of contante aanbetaling moet verzenden bij het plaatsen van de order.
- Aanbetaling
- Geef een aanbetalingsbedrag op voor de factuur.
- Documentair krediet
- Geef eventueel een nummer voor het documentair krediet op voor de factuur.
-
Geef in de sectie Elektronische-betalingsgegevens de volgende gegevens op:
- Type
- Selecteer een type elektronische betaling dat een bedrijf of een elektronische betaling van een klant kan zijn.
- Rekening
- Selecteer een rekeningnummer voor elektronische betaling.
- Vervaldatum
- Selecteer de vervaldatum van de elektronische rekening.
-
Geef in de sectie Verzending de volgende gegevens op:
- Order
- Selecteer een ordernummer dat aan de factuur is gekoppeld.
- Verzending
- Selecteer het verzendnummer van de order waartoe de factuur behoort.
- Transportcode
- Selecteer een transportcode.
- Transportkosten
- Geef het totaalbedrag op van de transportkosten die op de factuur in rekening worden gebracht.
-
Geef in de sectie Verkoopgegevens de volgende gegevens op:
- Gebied
- Selecteer het verkoopgebied waartoe de te factureren klant behoort.
- Verkoper 1
- Selecteer de primaire verkoper voor de order.
- Provisie
- Geef een provisiepercentage op voor de primaire verkoper.
- Verkoper 2
- Selecteer de secundaire verkoper voor de order.
- Provisie
- Geef een provisiepercentage op voor de secundaire verkoper.
- Splitsen
- Geef het gedeelte van de factuur op dat als provisiepercentage voor de tweede verkoper wordt toegepast. Het provisiepercentage van de eerste verkoper wordt toegepast op het resterende bedrag.
- Geef in de sectie IO klant een inkoopordernummer op dat aan de factuur is gekoppeld.
- Selecteer een code voor het documenttype in de sectie Algemeen.
- Op het tabblad Bedragen kunt u de belastinggegevens bekijken op het niveau van de factuurkop.
-
Klik op Opslaan.
De tabbladen Factuurregels, Factuurkosten en Opmerkingen zijn nu beschikbaar.