De details van instellingen voor partner-ID's controleren

De detailweergave van de pagina Partner-ID's toont detailgegevens van de instellingen voor de geselecteerde partner-ID.

De details van instellingen voor een partner-ID controleren:

  1. Selecteer Transformatie > Configuratie > Partner-ID's.
  2. Klik op de drill-downknop horend bij de instellingen voor een partner-ID om de detailweergave van de pagina Partner-ID's weer te geven.
  3. Controleer de kopinformatie van de instellingen voor de partner-ID:
    Geldig vanaf
    Dit veld geeft de begindatum aan van de geldige periode voor de configuratie.
    Klik tijdens het bewerken op de knop Kalender om de begindatum te selecteren in een kalender.
    Geldig t/m
    Dit veld geeft de einddatum aan van de geldige periode voor de configuratie.
    Klik op de knop Kalender om de einddatum te selecteren in een kalender.
    Naam partnerhiërarchie
    De naam van de partnerhiërarchie is een classificatie van een groep communicatiepartners. Voor deze configuratie moet een partnerhiërarchie bestaan.
    Partner-ID
    De partner-ID is het knooppunt in de hiërarchie van de configuratie waarmee een bepaalde communicatiepartner of groep communicatiepartners wordt geïdentificeerd.
    Partner-ID referentie
    Sommige OEM's (Original Equipment Manufacturers) eisen van hun leveranciers dat de transmissie-referentienummers van hun facturen en zendingen binnen hetzelfde nummerbereik liggen. Dit is met name het geval in Noord-Amerika. Om aan deze vereiste te voldoen, kunt u een referentie naar een partner-ID gebruiken. Dit veld bevat de referentie naar een andere partner-ID, waarmee een uniek nummerbereik van transmissie-referentienummers kan worden aangemaakt voor verschillende verzenden aan-adressen. U kunt deze functie gebruiken voor hetzelfde berichttype, bijvoorbeeld een Invoice-BOD, of voor verschillende berichttypen, zoals een Invoice-BOD en een Shipment-BOD.
    Berichttype
    Met het berichttype wordt de inhoud van het bericht gedefinieerd. Voorbeelden zijn VDA 4905, VDA 4915, ASC X12 830-planningsschema met vrijgavemogelijkheid en ASC X12 862-verzendschema. Het berichttype is afhankelijk van de berichtstandaard.
    NB

    Als het annuleringsbericht van een zending voor een handelspartner moet worden verzonden naar een andere gegevensbronnaam (bijvoorbeeld de eindontvanger) dan de reguliere zending, moet een nieuwe codelijst worden geactiveerd in de codelijst FeatureActivation. Voeg de codewaarde UseShipmentCanceledMessageType toe aan deze codelijst. Als deze code wordt geactiveerd, worden verwerkte zendingen met de status Geannuleerd aangemaakt als berichten met het berichttype BOD voor geannuleerde zending in plaats van Zending.

    Communicatieprovider
    Dit veld geeft het type communicatieprovider aan. U kunt On-premise provider selecteren. Dit is een on-premise communicatieprovider die wordt beheerd door de klant. Via deze communicatieprovider communiceert een On-Premises Communication Agent met de communicatieservice in de Infor-cloud. De eigenlijke communicatie met handelspartners wordt beheerd door de klant.
    NB

    De vervolgkeuzelijst Communicatieprovider wordt alleen weergegeven als het veld Berichtrichting is ingesteld op Uitgaand. Wanneer u On-premise provider selecteert als communicatieprovider, wordt de veldgroep ID's on-premise communicatie getoond. Deze veldgroep vereist de configuratie van aanvullende gegevens voor de communicatie met een externe handelspartner: Naam gegevensset, ID externe partner en Tekenset.

    Berichtrichting
    De berichtrichting is Inkomend voor inkomende berichten en Uitgaand voor uitgaande berichten.
    Opmerking
    Hier kunt u een korte omschrijving ter verduidelijking van het doel van de configuratie bekijken of opgeven.
    Locatie
    Een locatie is een afzonderlijke geografische locatie van een organisatie, die is gekoppeld aan gegevens of aan een transactie. Dit kan bijvoorbeeld een magazijn, productielocatie of kantoor zijn. Artikelen worden van of naar een specifieke locatie verzonden. Voorbeelden van locaties zijn een magazijn, een verzenden aan- en een verzenden van-locatie.
    Financiële entiteit
    De financiële entiteit is een onderneming of een subset van een onderneming. De financiële entiteit is onafhankelijk met betrekking tot een of meer operationele of financiële functies. Een financiële entiteit stelt een winst- en verliesrekening en een balans op op basis van een volledige, vereffende set transacties. Een financiële entiteit is vaak ook een juridische entiteit. Een financiële entiteit wordt gedefinieerd binnen een tenant en kan locaties bevatten. U kunt niets in het veld invoeren. De financiële entiteit wordt automatisch ingesteld wanneer u de gegevens opslaat. De standaardinstelling is de financiële entiteit waar u momenteel werkt.
  4. Controleer de veldgroep Notitie. De veldgroep toont opmerkingen die voor de instellingen voor de partner-ID zijn opgegeven.
  5. Controleer de veldgroep EDI-parameters:
    Publicatiefrequentie
    Dit veld geeft de frequentie aan waarmee een bericht wordt gepubliceerd. De standaard publicatiefrequentie is Direct.
    Bericht publiceren
    Dit selectievakje wordt gebruikt om berichten in ION of Exchange Services te publiceren of in het bestandssysteem op te slaan. Schakel het selectievakje uit als u in cloudomgevingen werkt en er berichten moeten worden geprint door InterFormNG die niet hoeven worden opgeslagen in het bestandssysteem. Met deze instelling wordt voorkomen dat uitvoer van het geconfigureerde bestandssysteem wordt verwerkt.
    EDI-vlag
    Dit selectievakje wordt gebruikt om de EDI-verwerking in te schakelen. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden de EDI-gegevens niet geladen in Transformatie en niet getoond op de pagina Berichten beheren.
    Referentienummer transmissie
    Dit veld bevat een transmissie-referentienummer voor uitgaande berichten. In het gebied Transformatie wordt het transmissie-referentienummer bij elke berichtoverdracht automatisch met één opgehoogd.
    Berichten samenvoegen
    Dit selectievakje wordt gebruikt om het samenvoegen van meerdere berichten in te schakelen, zodat deze gezamenlijk kunnen worden verwerkt. Bepaalde handelspartners verwachten bijvoorbeeld verzamelfacturen per week of per maand. Als u een dag van de maand of dag van de week wilt instellen voor het verwerken van samengevoegde berichten, configureert u de codelijst MessageTransformerConfiguration. Zie De codelijst MessageTransformerConfiguration configureren
    Criteria voor samenvoegen van berichten
    Als u het selectievakje Berichten samenvoegen inschakelt, moet u aangeven op basis van welke criteria u de samengevoegde berichten wilt groeperen. De volgende opties zijn beschikbaar:
    • Factureren aan
    • Klant
    • Betalen van
  6. Controleer de veldgroep ID's afzender/ontvanger:
    Afzender-ID
    De afzender-ID is het identificatienummer van de afzender in het bericht. De afzender-ID kan bijvoorbeeld de klant-ID, de leverancier-ID of het logische adres van de afzender van het bericht zijn.
    Ontvanger-ID
    De ontvanger-ID is het identificatienummer van de ontvanger in het bericht. De ontvanger-ID kan bijvoorbeeld de klant-ID, de leverancier-ID of het logische adres van de ontvanger van het bericht zijn.
    Extra routing-ID
    De extra routing-ID is het opgegeven identificatienummer van de afzender in het bericht.
    NB

    Dit veld is zichtbaar in het exemplaar van een afzender-ID waarvoor de code CustomAdditionalRoutings is gedefinieerd. Zie De codelijst CustomAdditionalRoutings configureren.

    Scheidingsteken gegevenssegment
    Het scheidingsteken gegevenssegment wordt gebruikt voor berichten die records van variabele lengte bevatten. Deze scheidingstekens worden opgegeven in hexadecimale code, bijvoorbeeld om ASC X12-berichten te verwerken.
    • Scheidingsteken gegevenssegment: 0x3A
    • Scheidingsteken gegevensgroep: 0x2A
    • Scheidingsteken segment: 0x7E

    Hierbij wordt met 0x een hexadecimale code aangegeven en wordt met 3A bijvoorbeeld een dubbele punt : vertegenwoordigd.

    Scheidingsteken gegevensgroep
    Een scheidingsteken voor gegevensgroepen wordt gebruikt in berichten die records van variabele lengte bevatten. Het scheidingsteken voor gegevensgroepen moet worden opgegeven in hexadecimale code, bijvoorbeeld voor het verwerken van ASC X12-berichten.
    Scheidingsteken segment
    Een scheidingsteken voor segmenten wordt gebruikt in berichten die records van variabele lengte bevatten. Het scheidingsteken voor segmenten in ASC X12-berichten moet worden opgegeven in hexadecimale code.
  7. Controleer de veldgroep ID's on-premise communicatie:
    Naam gegevensset
    De naam van de gegevensset die aan het paar partner-ID's is toegekend, wordt gebruikt voor de verbinding van de On-Premises Communication Agent met Exchange Services. De naam van de gegevensset in Exchange Services verwijst naar een set AS/2-, OFTP/2- of FTP-parameters die wordt gebruikt om een verzendorder aan te maken. De set AS/2-, OFTP/2- of FTP-parameters omvat parameters zoals IP-adres, ISDN-nummer, recordlengte, gebruikersnaam en wachtwoord. U kunt meerdere namen van gegevenssets configureren voor één externe partner, bijvoorbeeld voor elke fabriek van een klant.
    ID externe partner
    Dit veld geeft de externe partner-ID aan van een on-premise communicatiesysteem dat is toegewezen aan de partner-ID van de handelspartner in de applicatie.
    Tekenset
    De tekenset wordt gebruikt voor uitgaande berichten. U kunt de tekenset UNOA, UNOB, UNOC of UNOD selecteren. Voor uitgaande VDA-berichten moet bijvoorbeeld de tekenset UNOA worden gebruikt. Als de tekenset UNOD is geselecteerd, worden berichten met deze partner-ID opgeslagen in de geconfigureerde lokale bestandsmap van de On-Premises Communication Agent. Hierdoor kan Exchange Services deze bestanden ophalen uit de map met de juiste codering. De namen van bestanden die op deze manier worden opgeslagen, hebben de volgende indeling: <ExternalPartnerID>.<DataSetName>.<MessageCorrelationID>.txt, waarbij de punt (.) als scheidingsteken tussen de velden wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: DEMO_TEST.DEFAULT_OUT.AEDEVTENANT_DEV_OnPrem119789_1704486593473.txt
  8. Controleer de veldgroep Extra ID's afzender/ontvanger:
    Extra afzender-ID
    Dit veld bevat een extra afzender-ID. Als de berichtrichting Uitgaand is, kunt u een extra paar afzender- en ontvanger-ID's configureren. Deze informatie kan worden gebruikt in de UNB-segmentgegevens van een UN/EDIFACT- of ODETTE-bericht om de twee handelspartners te identificeren. Binnen de protocolkop van het bericht dient de informatie als invoer voor Exchange Services.
    Extra ontvanger-ID
    Dit veld bevat een extra ontvanger-ID.
    Routing voor afzender
    Dit veld bevat de routing-informatie voor de afzender in het UNB-segment van UN-EDIFACT-berichten. Deze informatie wordt opgegeven ter aanvulling van de Afzender-ID in het UNB-segment van UN-EDIFACT-berichten.
    Routing voor ontvanger
    Dit veld bevat de routing-informatie van de ontvanger in het UNB-segment van UN-EDIFACT-berichten. Deze informatie wordt opgegeven ter aanvulling van de Ontvanger-ID in het UNB-segment van UN-EDIFACT-berichten.
    ISA/UNB-qualifier voor afzender
    De codequalifier wordt gebruikt om de afzender-ID van de ISA/UNB-segmenten te kwalificeren in het bericht (ASC X12, UN-EDIFACT, ODETTE). De codequalifier is inbegrepen in het bericht.
    ISA/UNB-qualifier voor ontvanger
    De codequalifier wordt gebruikt om de ontvanger-ID van de ISA/UNB-segmenten te kwalificeren in het bericht (ASC X12, UN-EDIFACT, ODETTE). De codequalifier is inbegrepen in het bericht.
  9. Controleer de veldgroep Inkomende bevestigingen:
    EDI 824-document verwacht
    U kunt opgeven of een EDI 824-document wordt verwacht als reactie op een eerder verzonden ASN-bericht.
    • Niet verwacht: Er wordt geen EDI 824-document verwacht.
    • Alleen bij fout: Er wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker wanneer een EDI 824-document een fout in een eerder verzonden ASN-bericht vermeldt.
    • Verwacht: Na de transformatie wordt de status van het gepubliceerde ASN-bericht ingesteld op In behandeling, totdat het EDI 824-document binnen de opgegeven wachttijd is ontvangen. Als u deze optie selecteert, moet u de wachttijd in minuten opgeven in het veld Wachttijd EDI 824-document (minuten). Bij overschrijding van de tijdslimiet wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker.
    Wachttijd EDI 824-document (minuten)
    Als een opgegeven wachttijd in minuten wordt bereikt na het aanmaken van een ASN-bericht, wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker. U kunt alleen een wachttijd opgeven indien een EDI 824-document wordt verwacht als reactie op een eerder verzonden ASN-bericht.
    Functionele bevestiging verwacht
    U kunt opgeven of een bericht met een functionele bevestiging wordt verwacht als reactie op een eerder verzonden bericht.
    • Niet verwacht: Er wordt geen bericht met een functionele bevestiging verwacht.
    • Alleen bij fout: Er wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker wanneer een bericht met een functionele bevestiging een fout in een eerder verzonden bericht vermeldt.
    • Verwacht: Na de transformatie wordt de status van het gepubliceerde bericht ingesteld op In behandeling, totdat het bericht met de functionele bevestiging binnen de opgegeven wachttijd is ontvangen. Als u deze optie selecteert, moet u de wachttijd in minuten opgeven in het veld Wachttijd functionele bevestiging (minuten). Bij overschrijding van de tijdslimiet wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker.
    Wachttijd functionele bevestiging (minuten)
    Als een opgegeven wachttijd in minuten wordt bereikt na het aanmaken van een oorspronkelijk bericht, wordt een waarschuwingsbericht verzonden naar de gebruiker. U kunt alleen een wachttijd opgeven wanneer een bericht met een functionele bevestiging wordt verwacht als reactie op een eerder verzonden bericht.
  10. Controleer de regels voor Interne/externe partnertoewijzing onderaan de pagina. De instellingen van de partner-ID kunnen verschillende partnertoewijzingsregels bevatten voor inkomende en uitgaande berichten. Externe klant-ID's, verzenden-naar ID's en leverancier-ID's worden toegewezen aan de interne klant-ID's, verzenden-naar ID's en leverancier-ID's. Door deze toewijzing kunnen het gebied Vrijgavebeheer en het verbonden ERP-systeem de interne klant-ID en verzenden aan-ID gebruiken. Vervolgens kunnen de relevante contractinformatie en de interne artikel-ID die bij een contractregel hoort, worden geëvalueerd.
    Bronwaarde
    Het ERP-systeem heeft de bronwaarde nodig om een bericht te kunnen verwerken. De bronwaarde moet worden toegewezen aan de doelwaarde. De bronwaarde kan bijvoorbeeld een klant- of leverancier-ID zijn. Het type bronwaarde is afhankelijk van het gedefinieerde type toewijzing.
    Doelwaarde
    De doelwaarde wordt verondersteld aanwezig te zijn in een bericht. De doelwaarde die wordt toegewezen aan de bronwaarde. De doelwaarde kan bijvoorbeeld een klant- of leverancier-ID zijn. Het type doelwaarde is afhankelijk van het gedefinieerde type toewijzing.
    Type toewijzing
    Het type toewijzing bepaalt het type van de doelwaarde die aan de relevante bronwaarde wordt toegewezen. Dit is vereist zodat het ERP-systeem de juiste informatie ontvangt voor het verwerken van het bericht. De typen zijn Bedrijfsfinanciële entiteit, Inkoper, Vervoerder, EDI-fabriek, ESP-code, Intern verzenden aan, Gefactureerd aan, Artikel, Verkoper, Verzenden van, Verzenden aan, Tekst-qualifier en Magazijn. Bijvoorbeeld: Als het type Inkoper is, wordt een externe klant-ID toegewezen aan de interne klant-ID, die vervolgens wordt verwerkt door het ERP-systeem.
    Financiële entiteit
    De financiële entiteit is een onderneming of een subset van een onderneming. De financiële entiteit is onafhankelijk met betrekking tot een of meer operationele of financiële functies. Een financiële entiteit stelt een winst- en verliesrekening en een balans op op basis van een volledige, vereffende set transacties. Een financiële entiteit is vaak ook een juridische entiteit. Een financiële entiteit wordt gedefinieerd binnen een tenant en kan locaties bevatten.
    Locatie
    Een locatie is een afzonderlijke geografische locatie van een organisatie, die is gekoppeld aan gegevens of aan een transactie. Dit kan bijvoorbeeld een magazijn, productielocatie of kantoor zijn. Artikelen worden van of naar een specifieke locatie verzonden. Voorbeelden van locaties zijn een magazijn, een verzenden aan- en een verzenden van-locatie.