De kopinformatie en de eigenschappen van een codelijst controleren
De koptekst van een codelijst toont speciale veldinformatie.
De regels voor Eigenschappen codelijst tonen de kenmerken van de gegevens die zijn opgeslagen in de codes van de codelijst.
De kopinformatie en de eigenschappen van een codelijst controleren:
- Selecteer Basisgegevens > Codelijsten.
- Klik op de drill-downknop van een codelijst om de detailweergave van de pagina Codelijsten te openen.
-
De kopinformatie van de codelijst controleren:
- Naam
- Controleer de unieke naam van de codelijst of geef deze zo nodig op.
- Component
- Elke codelijst moet worden toegewezen aan een functioneel gebied van de applicatie. Als een codelijst wordt gebruikt door meerdere functionele gebieden, moet deze codelijst worden toegewezen aan het gebied Infor Automotive Exchange Common.
- Selecteer tijdens het bewerken in de vervolgkeuzelijst een functioneel gebied waaraan de codelijst wordt toegewezen.
- Taalcode
- Dit veld toont de geselecteerde taal van de huidige instellingen voor talen en regio's.
- Hiërarchiestructuur
-
De hiërarchiestructuur voor het zoeken wordt gebruikt om codes op te slaan en de codegegevens te openen, bijvoorbeeld:
-
CodeListHierarchyAE
met als hiërarchie tenant, financiële entiteit, en locatie: Deze hiërarchiestructuur voor het zoeken van gegevens wordt gebruikt in de codelijstTimeZonesOwn
om de tijdzone te bepalen van een gebruiker die is aangemeld bij de applicatie. -
CodeListHierarchyTradingPartner
met als hiërarchie tenant en handelspartner: Deze hiërarchiestructuur voor het zoeken van gegevens wordt gebruikt in de codelijstUnitsOfMeasures
om de handelspartnerspecifieke codetoewijzing voor maateenheden te bepalen.
-
- Klik tijdens het bewerken op de knop Zoeken en selecteer een hiërarchie in de vooraf gedefinieerde codelijsten voor hiërarchieën.
- Validatie Java-klasse
- Java-klassen worden gebruikt om codes en codewaarden te valideren. Deze worden gedefinieerd in de codelijsten
CodeListValidatorsForCodes
enCodeListValidatorsForProperties
. Een voorbeeld is de validatie van tijdzones van de codelijstTimeZones
waarmee wordt gecontroleerd of een opgegeven code een geldige tijdzone is. - Selecteer tijdens het bewerken in de vervolgkeuzelijst de Java-klasse voor de validatie van codes en codewaarden.
- Java-klasse voor Fetcher
- Deze Java-klasse wordt gebruikt om de geldige codes in een codelijst of een eigenschap op te halen. Bijvoorbeeld: In de codelijst
TimeZones
bevat de fetcher voor Java-klassen geldige tijdzones. U kunt deze tijdzones selecteren in de vervolgkeuzelijst Tijdzone in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren op de pagina Codes. De afzonderlijke Java-klassen die worden gebruikt om geldige codes op te halen, worden gedefinieerd in de codelijstCodeListFetcher
. - Selecteer tijdens het bewerken in de vervolgkeuzelijst de Java-klasse die moet worden gebruikt om de geldige codes op te halen.
- Codelijst waarnaar wordt verwezen
- U krijgt toegang tot de codewaarden van een andere codelijst wanneer u een referentie naar deze codelijst definieert. Bij het opgeven van codes in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren op de pagina Codes kunt u de codewaarden van de codelijst waarnaar wordt verwezen selecteren in een vervolgkeuzelijst.
- Klik tijdens het bewerken op de knop Zoeken en selecteer in het dialoogvenster een codelijst waarnaar wordt verwezen.
- Omschrijving
- Controleer een verklarende tekst voor de codelijst of geef deze zo nodig op.
- Minimumlengte
- Controleer de vereiste minimumlengte van codes die moeten worden ingevoerd in de relevante velden op de pagina Codes, of geef deze minimumlengte zo nodig op.
- Maximumlengte
- Controleer de maximumlengte van codes die kunnen worden ingevoerd in de relevante velden op de pagina Codes, of geef deze maximumlengte zo nodig op.
- Incrementele codelijst
- Met incrementele codelijsten kunt u eigenschapswaarden van codes uit meerdere hiërarchieën verzamelen. U kunt een code-item aanmaken waarin alle standaardwaarden uit het hoogste niveau in de hiërarchie komen, namelijk de tenant. Een tweede code-item met dezelfde naam kan op een specifiek niveau in de hiërarchie worden aangemaakt, bijvoorbeeld op het niveau van de financiële entiteit. Als een code wordt opgegeven, worden eerst de eigenschappen van het niveau van de financiële entiteit geëvalueerd. Lege waarden worden aangevuld met waarden uit hetzelfde code-item op tenantniveau.
- Schakel tijdens het bewerken het selectievakje in om op te geven dat de codelijst een incrementele codelijst is.
- Standaard invoer toegestaan
- Met deze optie kunt u een code opgeven met de naam default in de codelijst. Deze code wordt als standaard gebruikt als de opgevraagde code niet in de codelijst staat. Een tijdzone die is opgegeven als de standaardwaarde wordt bijvoorbeeld gebruikt als andere waarden niet kunnen worden gevonden. Stel, de applicatie vraagt voor een specifieke gebruiker zijn/haar tijdzone op uit de codelijst
TimeZonesOwn
. Als er dan geen tijdzone is ingesteld voor die gebruiker, wordt de waarde gebruikt die als standaard is ingesteld. - De hiërarchiestructuur dient overeen te komen
- Als u deze optie gebruikt, moet een applicatie die toegang heeft tot de codelijst, de opgegeven zoekhiërarchiestructuur gebruiken. Als de applicatie een code opvraagt, wordt alleen de code gebruikt die exact overeenkomt met de opgegeven zoekcriteria voor hiërarchieën.
- Te vertalen
- Deze optie geeft aan of de strings in de codelijst moeten worden vertaald.
- Hiërarchie- en datumvalidatie
- Deze optie geeft aan of automatisch een validatiecontrole van de hiërarchie en de datumbereiken van codes wordt uitgevoerd.
-
De eigenschappen van de codelijst controleren:
- Naam
- Controleer de naam van de codelijsteigenschap of geef deze zo nodig op.
- Omschrijving
- Controleer de omschrijving van de codelijsteigenschap of geef deze zo nodig op.
- Volgorde gebruikersinterface
- Controleer de volgorde waarin de codevelden worden gesorteerd en weergegeven in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren of geef deze volgorde zo nodig op.
- Naam veld gebruikersinterface
- Controleer de code die wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de naam van het codeveld dat wordt weergegeven in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren, of geef deze code zo nodig op.
- Gegevenstype
- Het gegevenstype van een eigenschapsveld kan Booleaanse waarde, Decimale waarde, Datumwaarde, Waarde string of Waarde geheel getal zijn.
- Selecteer tijdens het bewerken het gegevenstype van het codeveld in de vervolgkeuzelijst.
- Vereiste invoer
- Gebruik deze optie als het invoeren van een code is vereist in het veld in het dialoogvenster Eigenschappen van de code beheren.
- Standaardwaarde
- Controleer de standaardwaarde voor het codeveld of geef deze zo nodig op. Een tijdzone die is opgegeven als de standaardwaarde wordt bijvoorbeeld gebruikt als andere waarden niet kunnen worden gevonden.
- Codelijst waarnaar wordt verwezen
- U krijgt toegang tot de codewaarden van een andere codelijst wanneer u een referentie naar deze codelijst definieert. Bij het opgeven van codes in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren op de pagina Codes kunt u de codewaarden van de codelijst waarnaar wordt verwezen selecteren in een vervolgkeuzelijst.
- Klik tijdens het bewerken op de knop Zoeken en selecteer in het dialoogvenster een codelijst waarnaar wordt verwezen.
- Waardelijst
- Wanneer u codes opgeeft in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren, kunt u een lijst met vaste waarden openen vanuit een vervolgkeuzelijst.
- Geef tijdens het bewerken een lijst met waarden op, gescheiden door dubbele punten. U kunt een lijst van waarden opgeven of een codelijst selecteren waarnaar wordt verwezen.