Aangepaste XML-documenten importeren

Aangepaste XML-documenten kunnen in de applicatie worden getransformeerd met behulp van codelijsten. Om de verwerking van aangepaste XML-documenten mogelijk te maken, zijn de volgende codelijsten beschikbaar in het gedeelte Basisgegevens van de applicatie:

  • CustomMessageTypes
  • CustomMessageFormats
  • CustomMessageIDs

Vereisten

De volgende stappen zijn vereist voordat u deze functionaliteit configureert:

  • Maak een aangepast opmaakmodel aan met een gekoppeld XML-document.
  • Bepaal de gewenste waarden voor de handelspartner wanneer het geen standaard handelspartner betreft.

Instellingen

De volgende instellingen zijn vereist in het gebied Basisgegevens:

  • Maak een code aan voor de codelijst CustomTradingPartner die in het proces wordt gebruikt.
  • Maak een code aan voor de codelijst customMessageTypes die in het proces wordt gebruikt. Deze waarde wordt gebruikt voor vervolgkeuzemenu's voor het selecteren van standaard berichttypen. Maak in de tabel Eigenschappen codelijst een code aan met de ID die overeenkomt met het documenttype dat in het aangepaste XML-document is gedefinieerd.
  • Maak een code aan voor de codelijst CustomMessageFormats die in het proces wordt gebruikt. Deze code wordt gebruikt om het type van het XML-document te bepalen.
    NB

    Het proces doorloopt alle aangepaste berichtindelingen om een documenttype te vinden. De eerste aangepaste berichtindeling waarin een waarde wordt gevonden bij het opgegeven element, zal worden gebruikt.

    • In het dialoogvenster Eigenschappen code beheren moet u een unieke waarde instellen in het veld ID.
    • Stel het veld Element berichttype op het tabblad Waarden 1 in op het element in het aangepaste XML-document dat het XML-documenttype bepaalt. Alleen het eerste exemplaar van dit element wordt gebruikt in het proces. XML-elementen worden ondersteund, maar kenmerken worden niet ondersteund.
  • Maak een code aan voor de codelijst CustomMessageIDs die in het proces wordt gebruikt. Deze code wordt gebruikt om de afzender en de ontvanger van het XML-document te bepalen.
    • Geef een ID op die overeenkomt met de aangemaakte CustomMessageTypes-code.
    • Op het tabblad Waarden 1 moet u ten minste de Positie 1 afzender-ID en Positie 1 ontvanger-ID opgeven. Deze waarden zijn XML-elementen. De verwerking begint op de locatie van het eerste exemplaar van positie 1. Als positie 2 is opgegeven, gaat de verwerking verder naar positie 2. Als positie 3 is opgegeven, gaat de verwerking verder naar positie 3. Er kunnen alleen posities worden opgegeven die bestaan in het aangepaste XML-document, anders kan de bewerking kan niet worden uitgevoerd.
      NB

      De eerste positie hoeft niet het documentelement te zijn.

  • Maak een code aan voor de codelijst CustomStyleSheetRules die in het proces wordt gebruikt. Deze code wordt gebruikt om te bepalen welk opmaakmodel wordt gebruikt om het aangepaste XML-document te transformeren.
    • Geef in het dialoogvenster Eigenschappen code beheren een ID op die wordt gebruikt tijdens de verwerking en in zoekvelden en vervolgkeuzelijsten wordt weergegeven. Deze waarde is meestal de bestandsnaam van het opmaakmodel zonder bestandsextensie.
    • Geef op het tabblad Waarden 1 de volgende veldwaarden op:
      • Geef de bestandsnaam op in het veld Bestandsnaam van opmaakmodel dat wordt gebruikt voor de transformatie. De bestandsnaam moet de bestandsextensie bevatten.
      • Geef in het veld Source Format File Description (bron-FFD) *none op.
      • Geef in het veld Target Format File Description (doel-FFD) *none op.
      • Selecteer in het veld Berichtstandaard XML.

Instellingen voor transformatie

Voer de volgende stappen uit om de partner-ID in te stellen:

  1. Selecteer Transformatie > Configuratie > Partner-ID's.
  2. Klik op Aanmaken.
  3. Selecteer op de pagina Partner-ID het aangepaste berichttype in de vervolgkeuzelijst Berichttype.
  4. Selecteer de handelspartner in de vervolgkeuzelijst Handelspartner.
  5. Geef in de sectie ID's afzender/ontvanger een afzender-ID en een ontvanger-ID op in de betreffende velden.
  6. Geef in de sectie Interne/externe partnertoewijzing de waarden op in de toewijzingsvelden.

Voer de volgende stappen uit om de transformatieregel in te stellen:

  1. Selecteer Transformatie > Configuratie > Transformatieregels.
  2. Klik op Aanmaken om de transformatieregel aan te maken.
  3. Selecteer op de pagina Transformatieregels de aangepaste handelspartner, het aangepaste berichttype en de regel van het aangepaste opmaakmodel in de betreffende velden.

Voer de volgende stappen uit om het aangepaste opmaakmodel te stellen:

  1. Selecteer Transformatie > Configuratie > Opmaakmodellen.
  2. Klik op Aanmaken om de record met het aangepaste opmaakmodel aan te maken.
  3. Gebruik op de pagina Opmaakmodellen de aangepaste handelspartner en de naam van het opmaakmodel met de bestandsextensie die zijn aangemaakt voor de regel van het aangepaste opmaakmodel.

Aangepaste XML-documenten verwerken

Voer de volgende stappen uit om aangepaste XML-documenten te verwerken:

  1. Selecteer Transformatie > Berichten importeren om het XML-document te importeren. In het geval dat de Clientconfiguratie on-premise is geïmplementeerd in het gebied Communicatie, importeert u het XML-document via Exchange Services.
    NB

    Op dit moment wordt ION-connector niet ondersteund.

  2. Selecteer Transformatie > Berichten beheren.
  3. Controleer de resultaten op de pagina Berichten beheren. Corrigeer eventuele waarden die zijn vereist voor de verwerking.