Segmentelementen activeren

  1. Klik op het pictogram Startpagina.
  2. Selecteer Algemene instellingen > Segmentconfiguratie.
    U kunt ook de pagina Segmentconfiguratie openen door te klikken op de koppeling Segmenten in de versiedetails op de pagina Definitie van configuratieset.
    De geselecteerde context wordt weergegeven.
  3. Als u een andere configuratieset, versie of entiteit wilt selecteren, klikt u op Context wijzigen.
    Alleen versies waarvoor de configuratie is voltooid, zijn beschikbaar in de contextselectie.
  4. Als een segment dat u wilt configureren niet wordt geactiveerd, activeert u het op de pagina Definitie van configuratieset.
    NB

    Als u segmenten wilt activeren, selecteert u Algemene instellingen > Definitie van configuratieset, klikt u op de betreffende versie voor de relevante configuratieset en selecteert u Bewerken. Vervolgens kunt u het vereiste segment selecteren dat moet worden geactiveerd.

    Elk geactiveerd segment wordt weergegeven met een vinkje op de pagina Segmentconfiguratie. Geactiveerde segmenten met de bijbehorende elementen vormen een matrix.
  5. Als u segmentelementen wilt filteren, klikt u op het segment in de koptekst van de rij of kolom.
    Het dialoogvenster Item selecteren wordt weergegeven. Als u elementen wilt filteren, selecteert u het pictogram Meer op het niveau Item selecteren en gebruikt u een van de volgende opties:
    Optie Omschrijving
    Alles deselecteren Wist de selectie van segmentelementen die worden weergegeven. U moet minstens één element selecteren om uw wijzigingen op te slaan.
    Per niveau selecteren Hiermee worden de elementen van het geselecteerde niveau weergegeven, waarbij Niveau 1 het hoogste niveau vertegenwoordigt.
    Basiselementen selecteren Geeft alleen de basiselementen weer.
    1. Als u een segmentelement wilt zoeken, geeft u de elementnaam op en drukt u op Enter.
    2. Elementen selecteren om weer te geven
    3. U kunt eventueel het pictogram Meer naast een element gebruiken om ouder-, kind- of zusterelementen te selecteren.
    4. Klik op OK.
  6. Kies de selectievakjes op de snijpunten van de kolommen en rijen om segmentelementen te activeren.
    Wijzigingen in de segmentconfiguratie worden opgeslagen als u op het pictogram Vorige klikt.