Parameterverbindingen maken

Als u een parameterverbinding wilt maken, moet u beschikken over de machtiging Bewerken. Nadat u uw dashboard naar de bewerkingsmodus hebt geschakeld, is de optie Widgetcommunicatie beschikbaar in het menu Acties in de werkbalk.

Parameterverbindingen vertegenwoordigen koppelingen tussen widgets. Standaard worden verbindingen tussen rapportwidgets automatisch gedetecteerd en worden de bijbehorende parameterverbindingen automatisch gemaakt. U kunt afzonderlijke verbindingen of alle verbindingen in- of uitschakelen.

U kunt parameterverbindingen ook handmatig maken.

  1. Tik in de bewerkingsmodus op de knop Acties in de applicatiewerkbalk.
  2. Tik op Widgetcommunicatie.
  3. Tik op Geavanceerde opties.
  4. Als u de widgetparameters wilt weergeven, vouwt u de widget uit in het deelvenster Widgets en parameters.
  5. Sleep een parameter naar het veld Nieuwe parameterverbinding in het deelvenster Verbindingen.
    Er wordt een parameterverbinding gemaakt.
  6. Vanuit elke widget die u in de verbinding wilt opnemen, sleept u een parameter van hetzelfde type naar de parameterverbinding.
  7. U kunt de widget ook selecteren in de lijst Beginwaarde om de beginwaarde van een parameter in een parameterverbinding in te stellen.
    De geselecteerde widget wordt de hoofdwidget. Standaard worden de waarden van de parameters in een verbinding in het dashboard opgeslagen en worden ze gebruikt telkens wanneer het dashboard wordt geopend.