Variabelen gebruiken in het gegevensgebied

U kunt naast elementen ook variabelen gebruiken om het gegevensgebied te definiëren.

Variabelen kunnen de volgende elementen bevatten:

  • Eén element
  • Een verzameling elementen uit één hiërarchie
  • Meerdere elementen uit meerdere hiërarchieën (een tuple)

Wanneer u het gegevensgebied definieert, kunt u onderscheid maken tussen de verschillende typen variabelen. Klik op een hiërarchie in de kolom Hiërarchie en selecteer een van de volgende typen variabele:

  • Element
  • Verzameling
  • Tuple

Klik op de knop in de kolom Selectie en selecteer de variabele in het dialoogvenster Elementen selecteren.

Voorbeelden

Elementselectie Hiërarchie Casus Aggregatiefunctie

Elementselectie Hiërarchie Casus Aggregatiefunctie

Geselecteerd op naam. Bijvoorbeeld yyyy Vaste hiërarchie en selectie Gebruikt bij meervoudige selecties

Verwijzing naar een keuzelijst met invoervak. Bijvoorbeeld ReportObjects.lvTime.Text)

Geselecteerd op naam, bijvoorbeeld Time De selectie verwijst naar een element in een keuzelijst met invoervak Gebruikt bij meervoudige selecties

Variabele met één element. Bijvoorbeeld ReportObjects.Time.Text with value [Time].[2008]

Geselecteerd op naam, bijvoorbeeld Time De selectie wordt opgeslagen in een variabele Gebruikt bij meervoudige selecties

Variabele met een door komma's gescheiden lijst met elementen uit verschillende dimensies. Er is slechts één element van elke dimensie toegestaan. Bijvoorbeeld ReportObjects.Slicers.Text with value [Time].[2008].[Product].[All Products]

Geselecteerd op naam, bijvoorbeeld Time Meerdere selecties als segmentdimensies op databaseonafhankelijke rapporten Meerdere selecties zijn niet toegestaan

Variabele met een door komma's gescheiden lijst met elementen uit één dimensie of een MDX-functie. Bijvoorbeeld ReportObjects.Slicers.Text with value [Time].[2008].[Children]

Variabele, bijvoorbeeld =ReportVariables.VerticalDim.Text De selectie in een variabele bevat meerdere elementen of MDX-functies Altijd