Applicatielogboekfilters zijn beschikbaar en worden weergegeven in het dashboard Applicatielogboeken beheren. Als de opgegeven filters niet aan uw vereisten voldoen, kunt u extra filters maken. Alle logboekfilters zijn beschikbaar als voorgedefinieerde filters in het dashboard Applicatielogboeken weergeven. De opgegeven filters worden uitgevoerd tot of als u ze stopt. U kunt een bepaalde levensduur opgeven voor filters die u maakt, maar de levensduur wordt niet opgeslagen met het filter.
-
Selecteer .
-
Klik op + Toevoegen.
- Geef de volgende informatie op:
- Naam
- Geef een naam op voor het logboekfilter.
- Omschrijving
- Voeg desgewenst een omschrijving van het filter toe.
- Gebeurtenissen
- Klik op het pictogram Bladeren en selecteer de gebeurtenissen die u wilt registreren. Klik op Toepassen.
NBU kunt het filter opslaan vanaf dit punt.
- Minimumniveau
- Selecteer het laagste niveau waarop gebeurtenissen moeten worden geregistreerd. Gebeurtenissen worden geregistreerd op het geselecteerde niveau en alle niveaus daarboven in de lijst. Selecteer bijvoorbeeld Foutopsporing om op alle niveaus te registreren. Of selecteer Fout om te registreren op de niveaus Fout en Kritiek.
- Applicatie
- Selecteer de applicatie waarvoor gebeurtenissen moeten worden geregistreerd of selecteer Alles.
- Unieke namen van objecten
- Filter eventueel het logboek voor specifieke objecten, zoals de namen van rapporten. Geef een door komma's gescheiden lijst van unieke namen op voor objecten.
- Gebruikers
- Filter eventueel het logboek voor specifieke gebruikers of groepen gebruikers. Geef een door komma's gescheiden lijst met gebruikers op.
-
Klik op Opslaan.
-
Als u dat nog niet hebt gedaan, geeft u de levensduur van het logboekfilter op in uren en minuten.
De minimale tijd die u kunt opgeven is één minuut, maar u kunt op elk gewenst moment op Stoppen klikken om de logboekregistratie te stoppen.