Segmentconfiguratie

Voordat u segmenten configureert, moet u ervoor zorgen dat segmentdimensies zijn geactiveerd. Segmentactivering wordt uitgevoerd in Business Modeling. Selecteer Business Modeling > Model beheren > Configuratie van bedrijfsobjecten en klik op Toevoegen om de segmentdimensies te selecteren en deze te activeren. De configuratie is beschikbaar voor gebruikers met de applicatierol Business Modeling Administrator.

Voor applicaties die zijn gebaseerd op Designer klikt u op Introductiepagina > Algemene instellingen > Modules activeren.

Om segmentelementen te configureren, selecteert u Algemene instellingen > Segmentconfiguratie. U kunt ook de pagina Segmentconfiguratie openen door te klikken op de koppeling Segmenten in de versiedetails op de pagina Definitie van configuratieset.

Voor iedere configuratieset kunt u drie segmenten inschakelen. Drie segmenten vertegenwoordigen bijvoorbeeld typen items, regio's en verkoopkanalen. U moet opgeven welke elementen van de segmenten u voor welke entiteiten in de configuratieset wilt activeren.

De methode om segmentelementen te activeren is afhankelijk van hoeveel segmenten zijn ingeschakeld. Deze regels gelden:

  • Als er geen segment is ingeschakeld, selecteert u Introductiepagina > Algemene instellingen > Definitie van configuratieset, klikt u op de betreffende versie voor de relevante configuratieset en selecteert u Bewerken. Vervolgens kunt u de vereiste segmenten selecteren.
  • Als één segment is ingeschakeld, selecteert u de segmentelementen die moeten worden geactiveerd. Als u alle segmentelementen wilt activeren of deactiveren, schakelt u het selectievakje Actief van het bovenste element in of uit.
  • Als er twee segmenten zijn ingeschakeld, worden deze als een matrix weergegeven. De elementen van een segment vormen de rijen en de elementen van het andere segment vormen de kolommen. Kies de selectievakjes op de snijpunten van de kolommen en rijen om segmentelementen te activeren.
  • Als er drie segmenten zijn ingeschakeld, worden de elementen van de eerste en tweede segmenten weergegeven in een matrix. Als u segmentelementen van het derde segment wilt activeren, sleept u het derde segment naar de matrix. Selecteer vervolgens de selectievakjes op de snijpunten van de kolommen en rijen.

U kunt de segmentconfiguratie ook exporteren en importeren via het rapport Segmentconfiguratie.