Parameters toevoegen

Subplannen kunnen verschillende rekeningen hebben waarvan waarden worden overgedragen naar rekeningen in de hoofdkubus. U kunt parameters voor rekeningtoewijzing gebruiken om deze rekeningen aan te maken. U kunt ook aangepaste parameters aanmaken, bijvoorbeeld als specifieke aspecten van uw subplan geconfigureerd moeten worden.

Parameters worden gepubliceerd naar de dimensie Parameters in OLAP.

  1. Selecteer in Business Modeling Aangepaste extensies beheren > Subplannen beheren.
  2. Klik op de naam van het subplan waaraan u parameters wilt toevoegen en klik op het tabblad Parameters.
  3. Klik op Toevoegen.
  4. Geef de volgende informatie op:
    Naam
    Geef een naam op voor de parameter.
    Naam vertalen
    Geef desgewenst een vertaling van de naam in een of meer talen op.
  5. Selecteer een van de volgende opties:
    Optie Omschrijving
    Rekeningtoewijzingen Selecteer deze optie als de parameter moet worden gebruikt voor rekeningtoewijzingen. De gegenereerde naam van de parameter bevat ACC.
    Aangepaste parameter Selecteer deze optie als de parameter een aangepaste parameter is. De gegenereerde naam van de parameter bevat PARAM.
  6. Klik op Toevoegen.
    De lijst met parameters toont de nieuwe parameter onder de knooppunten Rekeningtoewijzingen of Aangepaste parameter, al naargelang het geval.
  7. Klik op Opslaan.
  8. Gebruik subplantoewijzing in Infor d/EPM om subplanrekeningen toe te wijzen aan de rekeningen van de hoofdkubus Financiƫn.
    In Infor d/EPM selecteert u Configuratie bedrijf > Bedrijfsinstellingen subplan > Rekeningactivering voor subplan.