Widget-communicatie

U kunt widgets op een dashboard onderling verbinden, zodat ze met elkaar kunnen communiceren. Hierdoor worden wijzigingen in een van de widgets, bijvoorbeeld een wijziging van de datum of van het land, overgenomen in de verbonden widgets.

Rapportvariabelen

Variabelen in Application Studio-rapporten kunnen worden gemarkeerd als parameters. Deze parameters kunnen in dashboards worden gecombineerd tot parameterverbindingen om te beheren hoe widgets met elkaar communiceren.

Parameters van Webweergave-widgets

Webweergave-widgets kunnen ook parameters hebben. U kunt Webweergave-widgets koppelen aan rapportwidgets en aan andere Webweergave-widgets op een dashboard. Als u Webweergave-widgets wilt koppelen, maakt u parameters van delen van de URL's.

NB

Verbindingen tussen rapportwidgets en Webweergave-widgets worden niet automatisch gedetecteerd en moeten daarom handmatig worden gemaakt.

NB

In de Android-app kunt u geen Webweergave-parameters bewerken.

Parameterverbindingen

De parameters van meerdere widgets kunnen een parameterverbinding vormen. Als twee of meer widgets bijvoorbeeld de parameters Locatie en Maandhebben, zijn er twee mogelijke parameterverbindingen. U kunt sommige van of al deze widgets toevoegen aan een van of allebei de verbindingen. Als u widgets bijvoorbeeld via de locatie wilt koppelen, voegt u de parameter Locatie van elke widget toe aan de parameterverbinding met de locatie.

Voor parameters die niet worden gebruikt in een parameterverbinding, kunt u opgeven of de beginwaarden worden opgeslagen in het dashboard of worden ingesteld door de widget.

Regels voor automatische verbinding

Koppelingen tussen rapportwidgets worden automatisch gedetecteerd, waarna parameterverbindingen worden gemaakt. U kunt deze automatische detectie uitschakelen en de verbindingen handmatig bewerken.

Voor automatische verbinding van parameters gelden de volgende regels:

  • Parameters uit dezelfde inhoudsverbinding worden automatisch verbonden.
  • Parameters met zoekopdrachten zijn onderling gekoppeld als hun zoeknamen identiek zijn en een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
    • De parameterwaarden zijn identiek.
    • Een of meer parameters hebben het formaat LookupHierarchy.DefaultMember.
  • Parameters zonder zoekopdrachten zijn onderling gekoppeld als hun parameternamen en -types identiek zijn en een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
    • De parameterwaarden zijn identiek.
    • Een of meer parameters hebben het formaat LookupHierarchy.DefaultMember.

De hoofdwidget

Wanneer u een dashboard opslaat, worden standaard ook de beginwaarden van de parameterverbindingen opgeslagen. Deze beginwaarden worden altijd geselecteerd wanneer u het dashboard opent en worden niet beïnvloed door wijzigingen in het bronrapport in de rapportcatalogus. Soms zult u echter willen dat wijzigingen in een widget invloed hebben op de waarden van andere widgets, bijvoorbeeld als u het dashboard dagelijks wilt bijwerken.

U kunt een hoofdwidget selecteren die de beginwaarde van de parameter in een parameterverbinding definieert. Selecteer de hoofdwidget voor de parameterverbinding in de lijst Beginwaarde. De waarde van de hoofdwidget stuurt de waarde aan van de parameter in de parameterverbinding. Andere widgets in deze verbinding worden op dezelfde waarde ingesteld.

NB

Een Webweergave-widget kan niet de hoofdwidget van een parameterverbinding zijn.

Als de hoofdwidget uit een dashboard wordt verwijderd, wordt de beginwaarde van de parameter automatisch ingesteld om te worden opgeslagen in het dashboard.