Definiëren van aangepaste dynamische kenmerken

Het notatietype Aangepast noteert een cel volgens de door de gebruiker opgegeven notatie.

  1. Klik op het pictogram Startpagina.
  2. Selecteer Configuratie bedrijf > Configuratiesetspecifieke instellingen > Configuratie dynamische kenmerken.
  3. Klik op de koppeling voor het kenmerktype dat u wilt aanmaken.
  4. Klik op het tabblad Dynamische kenmerken.
  5. Klik op Kenmerk toevoegen.
  6. Geef de volgende informatie op:
    Naam
    Geef een naam op voor het kenmerk.
    Notatietype
    Selecteer Aangepast.
    Aangepaste notatie
    Geef de aangepaste notatie op.
    Waardetype
    Selecteer een waardetype.
  7. Selecteer eventueel een context voor het kenmerk door één of meer selectievakjes aan te vinken. De context verwijst naar waar het kenmerk beschikbaar zal zijn. Binnen de context kan een kenmerk verschillende waarden hebben.
    Als u geen context selecteert, blijft de kenmerkwaarde dezelfde.
  8. Klik op OK.
  9. Vink eventueel het selectievakje Dimensiedetails aan. Vink dit selectievakje aan om het dynamisch kenmerk toe te voegen aan een categorie met behulp van het tabblad Configuratie categorie.

Klik op Bewerken om een dynamisch kenmerk te wijzigen. Wees voorzichtig bij het bewerken van een kenmerk, omdat dit is gekoppeld aan gegevens.

Klik op het pictogram Verwijderen om een dynamisch kenmerk te verwijderen. U kunt geen vooraf gedefinieerde dynamische kenmerken verwijderen.