Drillback vanuit een dashboard naar een applicatie in Infor Ming.le

U kunt een actie gebruiken om vanuit een Application Studio-rapport in te zoomen op een andere applicatie die wordt uitgevoerd in Infor Ming.le. Een drillback kan bijvoorbeeld details van een specifieke verkooporder weergeven in Infor LN wanneer een gebruiker op de verkooporder-ID klikt in een Application Studio-rapport.

Voor drillbacks vanuit Application Studio naar dashboards in Infor Ming.le zijn voor de actie Drillback de volgende parameters vereist:

  • Logische ID: De ID van de kernapplicatie binnen Infor Ming.le.
  • Nieuwe drillback-parameter: Een naam van een parameter die door het doelsysteem wordt ondersteund.
  • Nieuwe XML-parameter: U kunt meerdere parameters doorgeven als XML om een actie te maken die drillback ondersteunt naar elk systeem.

Voor drillbacks vanuit Infor Ming.le naar dashboards is alleen de logische ID vereist.

Dit voorbeeld maakt gebruik van de weergave Verkooporders in Infor LN. Naast de verplichte ID 1 (SalesOrder) kent de weergave Verkooporder een ID 2 (SalesOrderLineNumber). Deze is optioneel en kan worden gebruikt om context voor de drillback toe te voegen.

  1. Klik met de rechtermuisknop op een cel en selecteer Actie opgeven.
  2. Selecteer Drillback als actietype. Geef WAAR op als voorwaarde en selecteer een modus voor de actie.
  3. Geef de logische ID van het systeem op waarover u rapporteert. Bijvoorbeeld Infor LN.
    De logische ID moet beginnen met =lid://. Bijvoorbeeld: ="lid://erpln.mycompany.1"
  4. Selecteer Drillback-weergaveparameters toevoegen.
  5. Geef de weergave-ID op van de weergave voor de drillback.
    Bijvoorbeeld: ="SalesOrderView"
  6. Geef de financiële entiteit op.
    Bijvoorbeeld: ="011"
  7. Geef de locatie op.
    Bijvoorbeeld: ="MyCity"
  8. Geef de waarde op van ID 1 van de gekozen Weergave-ID.
    ID 1 voor SalesOrderView is SalesOrder. Bijvoorbeeld: ="SO-1001"
  9. Geef eventueel de waarde op van aanvullende ID's van de gekozen Weergave-ID.
    SalesOrderView heeft één optionele ID. Oftewel ID 2: SalesOrderLineNumber. Bijvoorbeeld: ="SOL-001".
  10. U kunt desgewenst een tweede actietype, bijvoorbeeld een sprong, maken om alternatieve rapportnavigatie mogelijk te maken wanneer Application Studio niet wordt uitgevoerd in Infor Ming.le.
  11. Geef een naam op van een parameter die u wilt definiëren in het dialoogvenster Nieuwe drillback-parameter. Geef een waarde van de parameter op.
    Bijvoorbeeld: Nieuwe naam van drillback-parameter: myNewParameter, waarde: ="test".
  12. Geef een XML-parameter voor drillback op.
    Bijvoorbeeld: =SETPROPERTY("";"myParm";"value";"1").