Kolommen en rijen opmaken

U kunt opgeven dat de grootte van kolommen en rijen wordt aangepast aan de afmetingen of de resolutie van het scherm waarin het rapport wordt weergegeven. Dit is vooral nuttig bij het ontwerpen van rapporten die voor gebruik in dashboards zijn bedoeld. U kunt ook de hoogte van rijen en de breedte van kolommen aanpassen en wijzigen hoe deze worden gelabeld.

Het wijzigen van het label in een kolom- of rijkop heeft geen gevolgen voor de manier waarop naar de cellen wordt verwezen. In het dialoogvenster Instellingen kunt u de manier aanpassen waarop naar de cellen wordt verwezen.

U kunt variabelen gebruiken om aan te geven of bepaalde rijen of kolommen moeten worden weergegeven en de hoogte en de breedte in te stellen.

Geldige waarden voor de variabelen zijn hele getallen en niet-hoofdlettergevoelige tekenreeksen:

  • Hele getallen: 100=1cm
  • Waar of Weergeven
  • Onwaar of Verbergen.
NB

Via variabelen ingestelde rijhoogten en kolombreedten worden alleen doorgevoerd in de weergavemodus en foutopsporingsmodus. Als er kolom- en rijkoppen worden weergegeven, worden in alle rapportmodi de via variabelen ingestelde kolommen en rijen aangeduid door twee driehoekjes.

Als u een kop- of voettekst en zichtbare rapportgebieden opgeeft, worden er verschillende kleuren gebruikt voor de kolom- en rijkoppen binnen die gebieden.

Rijen

Als u een rij wilt opmaken, klikt u met de rechtermuisknop in de kop van de rij en kiest u Rijen. In het dialoogvenster Rijen geeft u de gewenste hoogte op of u accepteert de standaardhoogte. Als u de standaardhoogte voor alle rijen wilt aanpassen, klikt u op Standaard en geeft u de gewenste hoogte op.

Als u de rijhoogte wilt aanpassen aan de hoogte van de inhoud, selecteert u Optimaal.

Rapporten kunnen op verschillende apparaten met verschillende schermgrootten en resoluties worden weergegeven. Het ontwerpen van rapporten die bij weergave op uiteenlopende apparaten bruikbaar en aantrekkelijk blijven, kan de volgende taken met zich meebrengen:

  • U geeft aan of vergroten of verkleinen van rijen en kolommen mogelijk moet zijn; voer daarvoor desgewenst een limiet in
  • Geeft u de minimumafmeting en de voorkeursafmeting voor het rapport op.

Kies Verkleinen toestaan om aan te geven dat een rij mag worden verkleind. Geef desgewenst de minimale rijhoogte op.

Kies Vergroten toestaan om aan te geven dat een rij mag worden vergroot. Geef desgewenst de maximale rijbreedte op.

Als u vergroten of verkleinen van een of meer rijen toestaat, kan de grootte van het rapport worden aangepast. Dat is een belangrijk onderdeel van het ontwerpen van dashboardrapporten. U kunt verschillende waarden opgeven voor het vergroten of verkleinen van meerdere rijen om de gewenste afmetingen te realiseren.

Als u een rij wilt verbergen, kiest u Verbergen. Een verborgen rij herkent u alleen aan een onderbreking in de volgorde van de rijkoppen. Als u een verborgen rij wilt weergeven, selecteert u de twee aangrenzende rijen, klikt u met de rechtermuisknop en kiest u Rijen > Weergeven.

Als u de rijhoogte wilt baseren op een variabele, selecteert u de gewenste variabele in de lijst met variabelen. U kunt u het dialoogvenster met variabelen pas weer sluiten nadat u een variabele hebt geselecteerd.

In het veld Titel kunt u een nieuwe koptekst voor een rij opgeven en de breedte van de rijkop aan de nieuwe koptekst aanpassen. Het wijzigen van de koptekst heeft geen gevolgen voor de celverwijzingen.

Kolommen

De opties voor het opmaken van kolommen zijn identiek aan die voor rijen. De breedte of hoogte van een kolomkop kan echter niet worden gewijzigd.