Extra afbeeldingen gebruiken

Dubbelklik in de ontwerpmodus op een diagram, klik vervolgens met de rechtermuisknop en selecteer Extra afbeeldingen.

Op het tabblad Globale trend geeft u aan hoe de trend voor de gegevensreeks moet worden weergegeven. Op het tabblad Lijndiagram geeft u aan hoe specifieke waarden van de gegevensreeks alsmede de verschillen tussen de gegevensreeksen moeten worden weergegeven.

Globale trend
Een globale trend geeft aan of de algemene trend van de gegevens stijgend, dalend of constant is. Een lijndiagram geeft daarentegen de trend van een individuele gegevensreeks weer. In tegenstelling tot trendlijnen volgt een globale trend geen specifieke gegevenspunten in een diagram.
Toevoegen
Als u een trend aan een gegevensreeks wilt toevoegen, opent u de ontwerpmodus en dubbelklikt u op het diagram. Klik met de rechtermuisknop op de gegevensreeks en selecteer Extra afbeeldingen. Het dialoogvenster Extra afbeeldingen wordt weergegeven. Klik op het tabblad Globale trend, schakel het selectievakje Pijl in en geef op hoe de globale trend moet worden weergegeven.
Verwijderen
Als u de trend wilt verwijderen, opent u het dialoogvenster Afbeeldingen en verwijdert u het vinkje in het selectievakje Pijl op het tabblad Globale trend.
Opties voor het weergeven van de globale trend
Optie Omschrijving
Het selectievakje Pijl Schakel deze optie in om de globale trend weer te geven en de instellingen aan te passen.
Op voorgrond De globale trend op de voorgrond van het diagram weergeven.
Positieve trend De kleur voor de positieve globale trend opgeven.
Constante trend De kleur voor de constante globale trend opgeven.
Negatieve trend De kleur voor de negatieve globale trend opgeven.
Kleurovergang gebruiken Schakel deze optie in als u wilt dat de kleuren van de drie trends moeten worden samengevoegd. Terwijl u de schuifbalk gebruikt, ziet u dat uw instellingen worden aangepast.
Stijl Selecteer een pijlstijl voor de trend.
Breedte Geef de breedte op voor de pijl van de globale trend.
Lijndiagrammen
U kunt extra lijnen in een diagram gebruiken om bijvoorbeeld het gemiddelde van waarden in het diagram weer te geven of het verschil tussen twee waarden.
Toevoegen
Als u een lijn wilt toevoegen, opent u het dialoogvenster Extra afbeeldingen en klikt u op het tabblad Lijndiagrammen op Nieuwe lijn.
Aan elke lijn wordt een ID toegewezen. De ID wordt gebruikt om verschillen tussen de waarden weer te geven.
Verwijderen
Als u een lijn wilt verwijderen, selecteert u de lijn en klikt u op Verwijderen.
Opmaken
Om het dialoogvenster Lijnafbeeldingen opmaken te openen dubbelklikt u op de lijn.
Lijntypen
Een diagram kan meerdere lijntypen bevatten.
Optie Omschrijving
Door gebruiker gedefinieerd Hiermee plaatst u een horizontale lijn in het diagram op basis van de door u opgegeven waarde op de Y-as.
Gemiddelde Deze lijn geeft het gemiddelde van de waarden in het diagram weer.
Categorie Elke gegevensreeks is een categorie. De categorieën worden van links naar rechts genummerd. Typ een getal in het veld Definitie om links in het diagram een lijn te plaatsen op basis van de hoogste waarde in de gegevensreeks.
Eerste categorie De categorieën worden van links naar rechts genummerd. Hiermee plaatst u links in het diagram een lijn op basis van de hoogste waarde in de gegevensreeks. Dit is dezelfde categorie als categorie 1.
Laatste categorie De categorieën worden van links naar rechts genummerd. Hiermee plaatst u rechts in het diagram een lijn op basis van de hoogste waarde in de gegevensreeks.
Maximum Deze lijn geeft het maximum aan van de waarden in het diagram.
Minimum Deze lijn geeft het minimum aan van de waarden in het diagram.
Variabele Deze lijn wordt weergegeven op het niveau dat door de geselecteerde variabele wordt bepaald.
Verschillen weergeven
Het verschil tussen twee waarden in een diagram kan worden weergegeven.

Voorbeeld

Ga als volgt te werk om het verschil weer te geven tussen de maximale en de minimale waarde:

  1. Maak een lijn en selecteer Maximum als type. De lijn krijgt de ID 1.
  2. Maak een lijn en selecteer Minimum als type. De lijn krijgt de ID 2.
  3. Klik in de kolom Tussen van de lijn Maximum en selecteer 2 in de vervolgkeuzelijst.
  4. Dubbelklik op de maximale lijn of klik op de knop Bewerken om het dialoogvenster Lijnafbeeldingen opmaken te openen.
  5. Schakel het selectievakje Label in.
  6. Selecteer in het veld Door gebruiker gedefinieerde tekst (Waarde) en klik op OK.
  7. Klik in het dialoogvenster Extra afbeeldingen op Toepassen.

In de weergavemodus wordt het verschil tussen de maximale en de minimale waarde weergegeven.