Het tabblad Patroon

Het tabblad Vorm is onderdeel van het dialoogvenster Gegevensreeks opmaken.

Het tabblad Patroon bevat allerlei opties voor het opmaken van diagrammen. Of het tabblad Patroon beschikbaar is, hangt af van de volgende factoren:

  • Het diagramtype.
  • Welk gebied van het diagram wordt geselecteerd voor opmaak.

In bijvoorbeeld een lijndiagram is het tabblad Patroon beschikbaar voor het opmaken van het diagram- en tekengebied, maar niet voor het opmaken van de gegevensreeks. In een staafdiagram is dit tabblad echter ook beschikbaar voor het opmaken van de gegevensreeks.

Het tabblad Patroon bevat vier opvulopties:

  • Automatisch
  • Massief opvullen
  • Niet opvullen
  • Kleurverlopen en overige opties

Opvulopties

Automatisch
Selecteer Automatisch om de standaardkleur te accepteren voor de gegevensreeks.
Massief opvullen
Selecteer Massief opvullen om een kleur op te geven voor de gegevensreeks. Selecteer een kleur in de lijst Kleur. Er wordt een voorbeeld weergegeven in het veld Voorbeeld.
Als u in het dialoogvenster Tekengebied opmaken een achtergrondkleur hebt opgegeven, kunt u met het veld Transparentie opgeven in hoeverre deze kleur overal in de gegevensreeks zichtbaar is. Als het diagram bijvoorbeeld een rode achtergrond heeft en u Wit opgeeft als massieve opvulkeur, wordt de gegevensreeks wit weergegeven tegen een rode achtergrond. Als u echter Transparantie instelt op 50%, wordt de gegevensreeks weergegeven in een roze tint.
Als er geen achtergrondkleur is opgegeven in het dialoogvenster Tekengebied opmaken, wordt met de optie Transparantie de geselecteerde massieve opvulkleur lichter.
Niet opvullen
Als u Niet opvullen selecteert, krijgt de gegevensreeks de kleur van de diagramachtergrond. Dit is standaard wit, maar u kunt in het dialoogvenster Tekengebied opmaken een andere kleur opgeven.
Kleurverlopen en overige opties
Selecteer Kleurverlopen en overige opties om de knop Bewerken in te schakelen.

Randopties

U kunt randen opgeven voor alle opvulopties.

Voor elke opvuloptie kunt u de standaardrandstijl accepteren. U kunt ook een door de gebruiker gedefinieerde rand of een verlopende rand opgeven.

U kunt een schaduweffect toepassen op alle randopties.

Voor een door de gebruiker gedefinieerde rand kunt u de volgende opties opgeven:

  • Een stijl: bijvoorbeeld massief of streepjes.
  • Kleur
  • Breedte
  • Transparantie: geef de transparantie van de rand op. Als u bijvoorbeeld een transparante rand voor een gegevensreeks opgeeft en u een achtergrondkleur voor het diagram hebt opgegeven, is de achtergrondkleur zichtbaar via de randkleur.
  • Bolling: selecteer ee nwaarde tussen 0 en 100 in het veld Rond om de bolling van de rand op te geven. Als u bijvoorbeeld een ronde rand voor de gegevensreeks in een staafdiagram opgeeft, wordt de gegevens als ovaal weergegeven in plaats van rechthoek.
  • Type uiteinde: geef op of de uiteinden van de streepjes in een gestreepte rand rond, vierkant of vlak zijn.
  • Koppelingstype: geef op of de buitenste hoek waar de horizontale en verticale lijn van een rand samenkomen, als verstekhoek wordt weergegeven, rond is of schuin afloopt.

Als u de optie Verlopende rand selecteert, wordt de knop Bewerken ingeschakeld. Klik op Bewerken om het dialoogvenster Rand bewerken weer te geven.

De opties voor het opgeven van een verlopende rand zijn hetzelfde als de opties voor het opgeven van een kleurverloop als achtergrond van een diagram, tekengebied of gegevensreeks.

Daarnaast kunt u de breedte en bolling van een rand met kleurverloop opgeven.

U kunt een schaduw onder een rand opgeven. Hiermee kunt u bijvoorbeeld de illusie wekken dat de gegevensreeks van een grafiek boven de achtergrond van het diagram zweeft.

Als u de optie Schaduw selecteert, wordt de knop Bewerken ingeschakeld. Klik op Bewerken om het dialoogvenster Schaduw bewerken weer te geven.

U kunt de kleur, transparantie en vervaging van een schaduw opgeven. Als u bijvoorbeeld een transparante rand voor een gegevensreeks opgeeft en u een achtergrondkleur voor het diagram hebt opgegeven, is de achtergrondkleur zichtbaar via de randkleur. Met de optie Vervagen geeft u op hoe scherp de rand van de schaduw is. Met een lage waarde wordt een scherpe rand gedefinieerd. Met hogere waarden wordt een vervaagde rand gedefinieerd.

U kunt ook de schijnbare afstand en hoek van de lichtbron wijzigen. Een hoek van 0 staat gelijk aan geen schaduw.

Importeren en exporteren

U kunt de definitie van een diagramindeling exporteren naar een CID-bestand en importeren in een andere instantie van Application Studio.

Ga als volgt te werk om een definitie te exporteren:

  1. Klik op Definitie exporteren.
  2. Geef de naam en gewenste opslaglocatie van het bestand op.
  3. Klik op Opslaan.

Ga als volgt te werk om een registratie te importeren:

  1. Klik op Definitie importeren.
  2. Blader naar het CID-bestand dat u wilt importeren.
  3. Klik op Openen.
  4. Klik op Toepassen om de definitie toe te passen op het geselecteerde gebied van het diagram.

Omkeren indien negatief

Met deze optie wordt het opvuleffect omgekeerd toegepast op een gegevensreeks als deze een negatieve waarde vertegenwoordigt.

U maakt bijvoorbeeld een kolomdiagram om de winst uit de verkoop van diverse producten gedurende drie jaar weer te geven.

U geeft op dat voor de gegevensreeks voor product X een afbeelding van een opwaartse pijl wordt weergegeven.

In jaar 1 lijdt product X verlies. De gegevensreeks wordt weergegeven onder de x-as, maar de pijl wijst nog altijd omhoog. Als u Omkeren indien negatief selecteert, wijst de pijl omlaag voor jaar 1.

Het hangt af van de gekozen opvulstijl of het effect van de optie Omkeren indien negatief zichtbaar is. Het effect is zichtbaar als bijvoorbeeld afbeeldingen of verticale kleurverlopen worden gebruikt, maar niet als u een massieve opvulkleur gebruikt.