Pagina-instellingen opgeven

In het dialoogvenster Pagina-instellingen kunt u de papiergrootte, afdrukstand en marges van het huidige rapport opgeven als u gaat afdrukken of exporteren.

De opties van het dialoogvenster Pagina-instellingen zijn ook toegankelijk via de afdrukwizard. De twee tabbladen van het dialoogvenster Pagina-instellingen vormen twee stappen van de afdrukwizard.

  1. Selecteer Bestand > Pagina-instellingen.
    U kunt het dialoogvenster Pagina-instellingen ook openen vanuit het afdrukvoorbeeld.
  2. Geef op het tabblad Kop- en voettekst de kop- en voetteksten van het rapport op.
    De opties op het tabblad Kop- en voettekst hebben alleen betrekking op rapporten die worden afgedrukt of geƫxporteerd naar bijvoorbeeld een .pdf-indeling. Gebruik deze methoden als u kop- en voetteksten wilt opgeven in webrapporten:
    • Tekst invoegen in de kop- of voettekst. Geef de tekst op in het veld Koptekst of Voettekst.
    • Een object invoegen. Klik op een object in de lijst en kies het object.
    U kunt de volgende objecten invoegen:

    Met uitzondering van de datum [DDMMJJ] kunt u ook de volgende opmaakinstructies invoegen in Afdrukvoorbeeld. Als u de tekst van de koptekst of de voettekst wilt uitlijnen, klikt u in de werkbalk in de ontwerpmodus op de tekstuitlijningsknoppen.

    Als u de tekst van een kop- of voettekst wilt opmaken, klikt u met de rechtermuisknop op de tekst in de voorbeeldweergave, en selecteert u Lettertype.

    Als u Scheidingslijn koptekst of Scheidingslijn voettekst selecteert, wordt er een lijn afgedrukt onder de koptekst of boven de voettekst.

  3. U kunt eventueel Schalen met rapport selecteren voor de koptekst, de voettekst of beide.
    De grootte van tekst en objecten in kop- en voetteksten blijft standaard gelijk, ongeacht de opgegeven schaalwaarden op het tabblad Pagina-instellingen. Selecteer Schalen met rapport om de schaalwaarde van de kop- en voettekst af te stemmen op die van het rapport.
  4. Geef op het tabblad Pagina-instellingen het papierformaat, de papierbron, de pagina-indeling en de paginamarges op.
  5. In de sectie Afdrukgebied kunt u het volgende doen:
    • Geef het afdrukgebied op door de cellen van het afdrukbereik op te geven, bijvoorbeeld C3:H12
    • Als bepaalde rijen inhoud bevatten die op alle pagina's moet worden geprint, moet u de regelnummers invoeren, gescheiden door dubbele punten, bijvoorbeeld 1:2:3.
    • Als bepaalde kolommen inhoud bevatten die op elke pagina moet worden afgedrukt, geeft u de kolomnamen op, gescheiden door een dubbele punt, bijvoorbeeld, A:B:C.
  6. Geef in de sectie Schalen de grootte op van het rapport dat moet worden afgedrukt.
    In de volgende tabel ziet u de beschikbare opties:
    Optie Omschrijving
    Aanpassen tot x% van paginagrootte Vergroot of verkleint het rapportformaat met het door u opgegeven percentage. U kunt een waarde tussen 10 en 400 opgeven.
    Aanpassen aan paginabreedte Drukt een rapport in de breedte af op het aantal door u opgegeven pagina's. U kunt niet meer dan 255 pagina's opgeven.
    Aanpassen aan paginahoogte Drukt een rapport in de lengte af op het aantal door u opgegeven pagina's. U kunt niet meer dan 255 pagina's opgeven.