Invoer- en uitvoervariabelen

U kunt een sprong gebruiken om bijvoorbeeld twee rapporten te koppelen. Als een gebruiker op een koppeling in een bepaald rapport klikt, wordt het tweede rapport geopend. Als de gekoppelde rapporten allebei een keuzelijst met invoervak bevatten, kunt u de invoer- en uitvoervariabelen gebruiken om ervoor te zorgen dat een selectie in het ene rapport automatisch wordt geselecteerd in het andere.

NB

Als u rapporten ontwerpt voor gebruik in dashboards, moet u naast invoer- en uitvoervariabelen gebruikmaken van rapportparameters.

Ga als volgt te werk om invoer- en uitvoervariabelen te gebruiken om waarden tussen keuzelijsten met invoervakken door te geven:

  1. Maak twee rapporten, elk met een keuzelijst met invoervak met daarin bijvoorbeeld een lijst Tijd of Datum.
  2. Dubbelklik in de ontwerpmodus op de keuzelijst met invoervak in een van de rapporten.
    Het dialoogvenster Lijstweergave opmaken wordt weergegeven.
  3. Selecteer Uitvoervariabele en selecteer vervolgens de gewenste globale variabele in de vervolgkeuzelijst.
    Als er geen geschikte variabele is, maakt u er een. Bijvoorbeeld gv_Time.
  4. Selecteer in het tweede rapport Invoervariabele in het dialoogvenster Lijstweergave opmaken.
  5. Selecteer dezelfde globale variabele als in het eerste rapport.
    De datum die u hebt geselecteerd in de keuzelijst met invoervak in het eerste rapport wordt automatisch geselecteerd als u het tweede rapport opent of erheen springt. Als u waarden wilt doorgeven van en naar beide rapporten, moet u invoer- en uitvoervariabelen in beide rapporten opgeven.
  6. Als de rapporten worden gebruikt in een dashboard, moet u rapportparameters toevoegen.