Een rapportsjabloon maken

  1. Klik met de rechtermuisknop op de map Rapportsjablonen en selecteer Nieuw > Rapportsjabloon.
    Het dialoogvenster Rapport maken wordt weergegeven.
  2. Geef een naam op voor de sjabloon.
  3. U kunt eventueel een opmaakmodel selecteren dat u op de sjabloon toepast.
    Als u wilt voorkomen dat gebruikers een ander opmaakmodel toepassen, selecteer dan Instellen als standaardopmaakmodel.
  4. Klik op OK.
  5. Selecteer de ontwerpmodus.
  6. Dubbelklik op de sjabloon in de rapportcatalogus.
    De lege sjabloon wordt weergegeven.
  7. Klik met de rechtermuisknop op de sjabloon in de rapportcatalogus en selecteer Rapportparameters.
    Als gebruikers een rapport maken vanuit de sjabloon, moeten ze een waarde opgeven voor elke parameter.
  8. Klik op Voeg een rapportparameter toe.
    Er wordt een leeg veld Variabele aangemaakt.
  9. Selecteer een variabele.
    Doorgaans zijn de eerste en tweede parameter variabelen die respectievelijk de gegevensverbinding en de kubus bevatten.

    Als u een parameter afhankelijk wilt maken van een andere parameter, gebruikt u de pijl-links en pijl-rechts om de parameter te laten inspringen. U kunt bijvoorbeeld de parameter Kubus laten inspringen onder de verbindingsparameter.

  10. Selecteer in de kolom Type het juiste type voor deze variabele. Voorbeelden van typen zijn Gegevensverbinding, Kubus en Dimensie.
  11. Geef eventueel een omschrijving op.
    Een omschrijving kan gebruikers adviseren hoe de vereiste waarde moet worden opgegeven.
  12. Als de geselecteerde waarde een standaardwaarde heeft, wordt deze waarde weergegeven in de kolom Standaard.
    Als u de waarde wilt weergeven voor gebruikers als ze een rapport aanmaken van de sjabloon, dan selecteert u het selectievakje in de kolom Standaard.

    Als u wilt voorkomen dat gebruikers een andere waarde voor de variabele selecteren, schakelt u het selectievakje Standaard in.

    Als u wilt dat gebruikers verschillende waarden kunnen opzoeken, selecteert u de variabele of de lijst met de opzoekwaarden.

  13. Geef meer variabelen op zoals vereist voor het definiëren van de structuur van het rapport.
  14. Klik eventueel op het tabblad Opmaakmodellen en breid de lijst met opmaakmodellen uit. Selecteer welke opmaakmodellen beschikbaar zijn voor gebruikers als ze een rapport aanmaken vanuit de sjabloon.
  15. Geef eventueel een uitgebreide omschrijving van het sjabloon op. De uitgebreide omschrijving wordt weergegeven in de eerste stap van de Rapportwizard.
    Klik op de knop Bladeren in het veld Uitgebreide omschrijving van rapportparameters om het dialoogvenster Namen en teksten bewerken weer te geven.
  16. Klik op OK.