Optimalisatie

Om de communicatie tussen de client en de database te verminderen, probeert Application Studio de rapportformules te clusteren. Geclusterde formules worden afgehandeld door één database-aanvraag. Er zijn echter bepaalde werkwijzen die het clusteren onmogelijk maken en daardoor de prestaties negatief beïnvloeden. Als rapporten traag presteren, moet u onderzoeken of deze werkwijzen zijn gebruikt.

In de volgende situaties wordt het clusteren onmogelijk:

  • Gebruik van een functie (bijvoorbeeld ROA, ROC, enzovoort) als parameter van een andere functie.
  • Gebruik van een functie binnen een IF-instructie.
  • Gebruik van een functie in een voorwaardelijke celopmaak. Voorwaardelijke berekeningen van formules worden niet geclusterd in Application Studio.

Elk van deze situaties kan worden opgelost door de functie op te nemen in een cel die zich in een verborgen rij of kolom van het rapport bevindt, en hiernaar te verwijzen in de functie, instructie of celopmaak.

De volgende situaties oefenen eveneens invloed uit op het clusteren:

  • Gebruik van ongeldige coördinaten in een ROC- of CELLGET-functie.

    Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een variabele een element uit de verkeerde dimensie bevat of als een dimensie een lege tekenreeks bevat. Application Studio deelt elk cluster op in steeds kleinere segmenten om te proberen de ongeldige coördinaten te identificeren. Hierdoor kunnen de prestaties aanzienlijk afnemen.

  • Gebruik van WBC-formules in een rapport. De waarde wordt telkens wanneer de formule wordt berekend, teruggeschreven naar de database.

    Gebruik WBC-formules uitsluitend binnen acties.

  • Redundante rapportcellen

    Tijdens het ontwerpen van een rapport kunt u bijvoorbeeld experimentele waarden invoeren in een werkingsgebied van cellen. Verwijder deze waarden als ze niet worden gebruikt in de uiteindelijke versie van het rapport.