Een afroep op volgorde handmatig aanmaken en verwerken

Afroepen op volgorde worden meestal automatisch geïmporteerd en verwerkt. Soms kan een afroep op volgorde niet automatisch worden geïmporteerd, bijvoorbeeld om technische redenen. Als u bijvoorbeeld per fax informatie over de volgorde van een klant ontvangt, kunt u handmatig een afroep op volgorde aanmaken. De pagina Niet-verwerkte plannen moet een volgordeschema in behandeling bevatten waarvoor aanvullende volgordegegevens nodig zijn.

Een afroep op volgorde aanmaken:

  1. Selecteer Vrijgavebeheer > Afroepen op volgorde.
  2. Klik op Aanmaken.
  3. Geef de volgorde-informatie voor de afroep op volgorde op:
    Volgorde
    Geef het volgnummer op. Elke OEM (Original Equipment Manufacturer) die afroepen op volgorde naar de leveranciers verzendt, gebruikt een uniek nummer als referentiepunt. Dit nummer bepaalt de exacte volgorde en tijd voor voertuigen die op de assemblagelijn worden geproduceerd. Het volgnummer wordt door Vrijgavebeheer gebruikt om de relevante orderregel van het volgordeschema te evalueren op de pagina Niet-verwerkte plannen. De orderregel moet worden aangevuld met volgordegegevens. Zie de omschrijving van het veld Referentienummer fabricage.
    Datum vereiste
    Geef de vereistedatum en -tijd op waarop de bestelde goederen beschikbaar moeten zijn op de locatie van de klant.
    Voertuigidentificatienummer (VIN)
    Geef het VIN-nummer (Voertuigidentificatienummer) op. Het VIN-nummer bestaat uit een gestructureerde combinatie van tekens die aan elk voertuig zijn toegewezen door de fabrikant ervan. Het VIN wordt door sommige OEM's gebruikt voor identificatie van een voertuig op de assemblagelijn waarvoor een artikel is vereist. Als het artikel bijvoorbeeld een assemblageonderdeel van een auto is, is het nummer in het huidige veld het nummer van de auto.
    Volgnummer taak
    Geef het volgnummer op van de taak waarvoor de artikelen zijn vereist. In het volgordeproces voor de handelspartner Smart wordt bijvoorbeeld een volgordeprognosebericht verwerkt. Wanneer het bericht is verwerkt, bevat dit veld de geplande taakvolgorde voor een voertuig. Als de productievolgorde wordt afgerond en een bericht over Afroep op volgorde is verwerkt, bevat dit veld de uiteindelijke taakvolgorde van het voertuig. Dit is de taakvolgorde op de assemblagelijn waarvoor de artikelen zijn vereist.
    RAN
    Geef het RAN-nummer (Release Authorization Number/nummer voor de autorisatie van vrijgave) op. Het RAN-nummer dat is toegewezen door de klant waarmee een vaste vereiste uniek wordt aangeduid. Het RAN-nummer wordt gebruikt in plaats van CUM's voor de synchronisatie van vrijgaveorders. Een RAN-nummer is uniek per ophaaldatum/-tijd, aankomstdatum/-tijd, transport-ID en verzenden aan-locatie. Het gevolg is dat hetzelfde RAN-nummer voor verschillende verdelingszones en verbruikspunten geldig kan zijn.
    Referentie logische volgorde
    Geef het referentienummer van de logische volgorde van de fabrikant op. In het volgordeproces voor de handelspartner Smart wordt bijvoorbeeld een bericht voor een afroep op volgorde door Vrijgavebeheer verwerkt. Als een bericht over afroep op volgorde is verwerkt en de productievolgorde wordt afgerond, bevat dit veld de geplande taakvolgorde voor een voertuig.
    Aanvullende voertuigspecificatie
    Geef de aanvullende voertuigspecificatie van de fabrikant op.
    Identificatie proefuitvoering
    Geef het identificatienummer van de proefuitvoering van de fabrikant op.
    Referentienummer fabricage

    Geef het Referentienummer fabricage op. Het Referentienummer fabricage is een uniek nummer waarmee een bepaalde assemblage of een ander productieproces wordt geïdentificeerd. In sommige OEM's wordt Referentie logische volgorde, Volgnummer taak of Voertuigidentificatienummer (VIN) gebruikt in plaats van het Referentienummer fabricage. Zie de omschrijving van het veld Volgorde.

    Modelidentificatie
    Geef het modelidentificatienummer van de fabrikant op.
    Referentie systeemvolgorde
    Geef het referentienummer van de systeemvolgorde van de fabrikant op.
    Sleutel productiegebied
    Geef de sleutel van het productiegebied van de fabrikant op.
    Datum/tijd productiegebied
    Geef de datum en tijd op waarop artikelen beschikbaar moeten zijn in het productiegebied.
    Klant
    Klik op de knop Zoeken van het veld. Selecteer de klant van de contractregel in het dialoogvenster. De klant is een willekeurige set tekens die wordt gebruikt als unieke aanduiding van een klant in een financiële entiteit. De klant wordt overgenomen uit het ERP-systeem.
    Verzenden aan
    Klik op de knop Zoeken van het veld. Selecteer de verzenden aan-locatie van de klant in het dialoogvenster. De weergegeven verzenden aan-locaties in het dialoogvenster zijn geldig voor de geselecteerde klant.
    Aanvullende afroep
    Geef het aanvullende afroepnummer van de fabrikant op.
    Wijzigingsvolgorde
    Geef het wijzigingsvolgnummer van de fabrikant op. Het tweecijferige wijzigingsvolgnummer dat bijvoorbeeld wordt gebruikt door de handelspartner BMW / Rolls Royce. Dit nummer geeft aan dat de volgorde van de voertuigen op de assemblagelijn is gewijzigd.
    Aanvoergroep
    Geef de aanvoergroep op die door de fabrikant wordt gedefinieerd.
    Artikelgroep
    Geef de artikelgroep op die door de fabrikant wordt gedefinieerd.
    Artikelgroep-ID
    Geef de artikelgroep-ID op die door de fabrikant wordt gedefinieerd.
    Labelnummer
    Geef het labelnummer op dat voor het vrijgaveorderartikel wordt gebruikt.
    Locatie lijntoevoer
    Geef de locatie voor de lijntoevoer op. De toevoerlocatie van de assemblagelijn is een door de klant opgegeven afleverlocatie. Deze informatie wordt overgebracht door vrijgaveorders van het berichtsubtype Op volgorde geplaatst. De lijntoevoerlocatie geeft de plaats op de assemblagelijn aan. Als er verschillende assemblagelijnen zijn, zoals in een grote productievestiging, geeft de lijntoevoerlocatie de specifieke lijn aan.
    Locatie lijntoevoer
    Geef de toevoerlocatie van de assemblagelijn op.
    Doelcode

    Selecteer de Doelcode die voor de afroep op volgorde wordt gebruikt uit de vervolgkeuzelijst. Volgordeschema's en afroepen op volgorde worden met verschillende doelcodes naar de leverancier verzonden. Met doelcodes wordt bepaald hoe vereisten en volgordegegevens van inkomende volgordeschema's en afroepen op volgorde worden verwerkt. Er moet een algemeen referentieveld beschikbaar zijn in de volgordeschema's. Hierdoor is een vereiste uniek per artikel. Met de veldtoewijzing van een volgordeschema wordt dit algemene referentieveld opgeslagen in het veld 1e referentienummer van de orderregel in het volgordeschema. Met de veldtoewijzing van de afroep op volgorde wordt dit algemene referentieveld opgeslagen in het veld Volgorde.

    De volgende doelcodes worden ondersteund:

    • Invoegen: Vrijgavebeheer controleert of er een andere orderregel met hetzelfde algemene referentienummer bestaat. Als het algemene referentienummer per plan uniek is, wordt een nieuwe orderregel toegevoegd. Als het algemene referentienummer al bestaat, vervangen de nieuwe vereiste en volgordegegevens de bestaande gegevens van de orderregel.
    • Bijwerken: De orderregel die moet worden bijgewerkt, wordt geëvalueerd door de algemene referentienummers van de bestaande vereisten en de nieuwe vereiste te vergelijken. De referentienummers van de orderregel en de nieuwe vereiste moeten uniek zijn. Als een overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de orderregel bijgewerkt met de beschikbare veldinformatie. Als geen overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de nieuwe vereiste aan de bestaande orderregels toegevoegd.
    • Verwijderen: De orderregel die moet worden verwijderd, wordt geëvalueerd door de algemene referentienummers van de bestaande vereisten en de nieuwe vereiste te vergelijken. De referentienummers van de orderregel en de nieuwe vereiste moeten uniek zijn. Als een overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de orderregel verwijderd. Als geen overeenkomende vereiste wordt gevonden, wordt de volgordeschemarevisie als een niet-verwerkt plan opgeslagen. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt per e-mail een waarschuwingsbericht naar de verantwoordelijke gebruiker verzonden. De gebruiker ontvangt het bericht dat het niet-verwerkte plan moet worden verwijderd van de pagina Niet-verwerkte plannen.
    • Deactiveren: Deze doelcode wordt gebruikt om de status van een op volgorde geplaatste vereiste met berichtsubtype Op volgorde geplaatst met verzendgelegenheid op Verzonden te zetten. Afzonderlijke vereisten kunnen worden uitgeschakeld wanneer een nieuwe planrevisie wordt aangemaakt. Met het uitschakelen wordt aangegeven dat het niet nodig is om de vereiste naar de klant te verzenden. Dit kan noodzakelijk zijn als er nog eens is gekeken naar de benodigde artikelen. Er worden bijvoorbeeld meerdere artikelen besteld voor één voertuig, terwijl slechts één van de artikelen naar de klant hoeft te worden verzonden. In dat geval is het aan de leverancier om te beslissen welk artikel moet worden verzonden. Wanneer u de doelcode selecteert en het enkelvoudige plan indient op de pagina Verzendschema, wordt de verzonden hoeveelheid ingesteld op de vereistehoeveelheid. De nettohoeveelheid wordt op 0 gezet op de tabbladen Verzendschema's en Gecombineerde plannen. De gedeactiveerde vereisten worden met een nettohoeveelheid gelijk aan 0 in het SequenceSchedule-BOD gepubliceerd naar het ERP-systeem om deze vereisten te verwijderen. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt er een waarschuwingsbericht naar ION Pulse verzonden. De verantwoordelijke gebruikers worden in Infor OS Portal of Infor Ming.le op de hoogte gesteld. Bovendien wordt er een logboekvermelding toegevoegd aan het serverlogboek van Vrijgavebeheer.
    • Reactiveren: Deze doelcode wordt gebruikt om een nieuwe reguliere openstaande vereiste aan te maken die aan de klant kan worden verzonden. Als een gebruiker per ongeluk de doelcode Deactiveren heeft ingesteld, moet er een nieuwe op volgorde geplaatste vereiste worden opgegeven met de bijbehorende hoeveelheid, datum, en de doelcode Reactiveren. U moet het voertuigidentificatienummer (VIN) opgeven in de velden 1e referentienummer en Voertuigidentificatienummer (VIN). De volgorde wordt bepaald aan de hand van het taakvolgnummer, dat in het veld Volgnummer taak moet worden opgegeven. De vereisten met een overeenkomend voertuigidentificatienummer (VIN) en een Volgnummer taak van hetzelfde plan worden behandeld als zijnde niet verzonden. De handmatig ingevoerde vereisten worden toegevoegd aan het gecombineerde plan als reguliere openstaande vereisten. De vereisten worden naar het ERP-systeem gepubliceerd met de doelcode Reactiveren. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt er een waarschuwingsbericht naar ION Pulse verzonden. De verantwoordelijke gebruikers worden in Infor OS Portal of Infor Ming.le op de hoogte gesteld. Bovendien wordt er een logboekvermelding toegevoegd aan het serverlogboek van Vrijgavebeheer.
  4. Klik op Opslaan om de afroep op volgorde op te slaan.
    Er verschijnt een melding dat de afroep op volgorde is opgeslagen.
  5. Als u de afroep op volgorde wilt verwerken, klikt u op Afroep op volgorde verwerken.
    De afroep op volgorde wordt verwerkt en de status verandert van Nieuw in Verwerkt.