Orderregels aanmaken

U kunt orderregels voor een enkelvoudig plan aanmaken in de detailweergave van de pagina's Planningsschema's en Verzendschema's.

Er zijn twee manieren om orderregels aan te maken voor het enkelvoudige plan:

  • Geef de veldinformatie van een orderregel op in het dialoogvenster Vereiste nieuw planningsschema of Vereiste nieuw verzendschema. Voer de stappen 1–6 uit als u deze methode wilt gebruiken.
  • Gebruik de functie voor snelle invoer. Voer de stappen 7–8 uit als u deze methode wilt gebruiken.

Een orderregel aanmaken:

  1. Klik op het tabblad Planningsschema of Verzendschema op Aanmaken.
    Het dialoogvenster Vereiste nieuw planningsschema of Vereiste nieuw verzendschema wordt geopend.
  2. Geef de volgende informatie op:
    Aankomstdatum
    Geef de datum op waarop de bestelde goederen beschikbaar moeten zijn op de locatie van de klant. Selecteer een datum in de kalender. U kunt de vereiste tijd van de vrijgaveorder hier opgeven in een apart veld. Selecteer een tijd in de vervolgkeuzelijst. Wanneer u handmatig vereisten opgeeft, dient u rekening te houden met het verschil tussen de tijdzone van de lokale gebruiker en die van de klant.
    Hoeveelheid vereiste
    Geef de hoeveelheid voor de vereiste van de vrijgaveorder op.
    Frequentie

    Selecteer de frequentie van de vereisten in de vervolgkeuzelijst. De volgende opties zijn beschikbaar voor de frequentie:

    • Dag en tijd: Dagelijkse vereisten met een specifieke tijd.
    • Dag: Dagelijkse vereisten.
    • Dagelijkse vereiste annuleren: Annulering of verlaging van dagelijkse vereisten. Met een planningsschema van het frequentietype Dagelijkse vereiste annuleren wordt de eerder gepubliceerde vereiste geannuleerd of verlaagd als de handelspartner negatieve vereistehoeveelheden zendt.
    • Dagbereik: Dagbereiken voor vereisten.
    • Week: Wekelijkse vereisten.
    • Weekbereik: Weekbereiken voor vereisten.
    • Maand: Maandelijkse vereisten.
    • Flexibel: De vereisten voor het frequentietype Flexibel zijn maandelijkse vereisten. Deze vereisten worden verdeeld over meerdere weken, waarbij de nieuwe vereisten ingaan op de einddatum van de vorige vereisten. Als gevolg hiervan worden de vereisten continu gepland.
    Verplichtingsniveau

    Selecteer het verplichtingsniveau van de orderregel in de vervolgkeuzelijst. Met het verplichtingsniveau wordt de mate bepaald waarin een vereiste van de vrijgaveorder bindend is. De volgende opties zijn beschikbaar voor het verplichtingsniveau:

    • Vast: Vaste vereiste.
    • Vrijgave fabricage: Hiermee krijgt u informatie over de productievrijgave van de bestelde artikelen die door de leverancier moeten worden gefabriceerd en verzonden.
    • Vrijgave grondstoffen: Hiermee krijgt u informatie over de vrijgave van grondstoffen die door de leverancier moeten worden besteld.
    • Gepland: Geplande vereiste.
    Type vereiste

    Selecteer het vereiste type van de orderregel in de vervolgkeuzelijst. Het type vereiste biedt een classificatie van vereisten zonder concrete datums voor de vereisten. Aan deze vereisten worden datums toegekend op basis van de prioriteiten. Gewoonlijk is dit de huidige datum of, in het geval van resterende vereisten, een datum na de tijdhorizon van de laatst geplande vereiste. De volgende opties zijn beschikbaar:

    • Standaard: Dit is de standaardinstelling voor geplande vereisten met een opgegeven datum voor de vereiste.
    • Nalevering: Naleveringvereiste die is gepland op de huidige datum. Het verplichtingsniveau van een naleveringvereiste is Vast, dat wil zeggen een vaste vereiste.
    • Directe vereiste: Directe vereiste die is gepland op de huidige datum. Het verplichtingsniveau van een directe vereiste is Vast, dat wil zeggen een vaste vereiste.
    • Resterende vereiste: Resterende vereiste die is gepland na de tijdhorizon van de laatst geplande vereiste. Het verplichtingsniveau van een resterende vereiste is Gepland, dat wil zeggen een geplande vereiste.

    Door het veld Type vereiste te combineren met de velden Frequentie en Verplichtingsniveau is een unieke classificatie en afhandeling van deze vereisten mogelijk.

    1e referentienummer
    Geef het eerste documentreferentienummer op, bijvoorbeeld een PUS-nummer of RAN-nummer. Deze veldinvoer is alleen relevant voor schema's waarnaar wordt verwezen. Het eerste documentreferentienummer van een vrijgaveorder wordt opgegeven voor verzendschema's waarnaar wordt verwezen, die een relevant berichtsubtype hebben. Het eerste documentreferentienummer moet worden gedefinieerd als sleutelveld in de CUM-correctieregel.
    2e referentienummer
    Geef het tweede documentreferentienummer op, bijvoorbeeld een PUS-nummer of RAN-nummer. Deze veldinvoer is alleen relevant voor schema's waarnaar wordt verwezen. Het tweede documentreferentienummer van een vrijgaveorder wordt opgegeven voor verzendschema's waarnaar wordt verwezen, die een relevant berichtsubtype hebben. Het tweede documentreferentienummer moet worden gedefinieerd als sleutelveld in de CUM-correctieregel.
    3e referentienummer
    Geef het derde documentreferentienummer op, bijvoorbeeld een PUS-nummer of RAN-nummer. Deze veldinvoer is alleen relevant voor schema's waarnaar wordt verwezen. Het derde documentreferentienummer van een vrijgaveorder wordt opgegeven voor verzendschema's waarnaar wordt verwezen, die een relevant berichtsubtype hebben. Het derde documentreferentienummer moet worden gedefinieerd als sleutelveld in de CUM-correctieregel.
    Verwachte leverdatum
    Selecteer de verwachte leverdatum en -tijd uit de vervolgkeuzelijsten. Dit veld wordt gebruikt voor handelspartners A0230 Renault Europe.
    Dockcode
    Geef de dockcode van de vrijgaveorder op. De dockcode definieert de ontvangstlocatie van een klant of de verzendlocatie van een organisatie, bijvoorbeeld een poortnummer voor trucks.
    Routingcode
    Geef de routingcode van de vrijgaveorder op. De routingcode definieert de route voor het transport van goederen. De handelspartner PSA verzendt bijvoorbeeld de routingcode in een DELJIT-bericht op vereisteniveau. In het proces voor alternatieve logistiek van de handelspartner is de routingcode uniek per transportmateriaalverwerkingseenheid.
    Verbruikspunt
    Geef het verbruikspunt van de vrijgaveorder op. Vanaf de afleverzone kan een artikel naar verschillende verbruikspunten worden gedistribueerd.
    Opslaglocatie klant
    Geef de locatie van de klant op binnen de productievestiging of het magazijn waar de goederen na ontvangst worden opgeslagen. Een locatie geeft een organisatorische eenheid aan die wordt gebruikt om het artikel te kunnen onderscheiden van andere artikelen die deel uitmaken van andere organisatorische eenheden.
    Verdelingszone
    Geef het afleverpunt op van waaruit de levering naar de verbruikspunten wordt gedistribueerd. Dit veld wordt door Franse handelspartners gebruikt.
    Transport-ID
    Geef de door de klant voorgedefinieerde transport-ID van de expediteur voor het transport op. De transport-ID is vergelijkbaar met een vrachtnummer van een klant of met een ophaalbladnummer dat leveringen in één zending combineert.
    RAN
    Geef het RAN-nummer (Release Authorization Number/nummer voor de autorisatie van vrijgave) op. Het RAN-nummer dat is toegewezen door de klant waarmee een vaste vereiste uniek wordt aangeduid. Het RAN-nummer wordt gebruikt in plaats van CUM's voor de synchronisatie van vrijgaveorders. Een RAN-nummer is uniek per ophaaldatum/-tijd, aankomstdatum/-tijd, transport-ID en verzenden aan-locatie. Het gevolg is dat hetzelfde RAN-nummer voor verschillende verdelingszones en verbruikspunten geldig kan zijn.
    Projectnummer
    Geef het projectnummer van de vrijgaveorder op.
    Afroepnummer (VAB) zending
    Geef het afroepnummer van de zending van de vrijgaveorder op. De afroep van de zending is het bindende schema en wordt een dag voordat de goederen op de locatie van de leverancier worden opgehaald naar de leverancier verzonden. Afroepen van zendingen die vooral door VW en Audi worden gebruikt, worden in de notatie GLOBAL DELJIT naar de leverancier gestuurd.
    Modeljaar
    Geef het modeljaar op waarin het vrijgaveorderartikel is gefabriceerd. Sommige OEM's (Original Equipment Manufacturers) verzenden hun schema's per modeljaar. De handelspartner Chrysler verzendt bijvoorbeeld EDI-planningsschema's per modeljaar. De modelwijziging vindt eens per jaar plaats. Planningen voor het oude en nieuwe modeljaar worden naar de leveranciers verzonden voor een korte overlappende tijdshorizon. Ter ondersteuning van dit proces in Vrijgavebeheer bevat de veldtoewijzing Standaardplanningsschema het veld Modeljaar op vereisteniveau.
    Nummer leveringsinstructie
    Geef het nummer van de bindende leveringsinstructie op. Leveranciers en expediteurs moeten aan deze vereisten van de klant voldoen voor de fabricage, het transport en de levering van goederen.
    Revisie leveringsinstructie
    Geef het revisieniveau van de geldige leveringsspecificatie op.
  3. Geef de gewenste aanvullende volgorde-informatie op voor een orderregel voor een verzendschema van het berichtsubtype Op volgorde geplaatst of Op volgorde geplaatst met verzendgelegenheid.
    Locatie lijntoevoer
    Geef de locatie voor de lijntoevoer op. De lijntoevoerlocatie is een door de klant gedefinieerde leveringslocatie die wordt overgebracht door vrijgaveorders van het berichtsubtype Op volgorde geplaatst. De lijntoevoerlocatie geeft de plaats op de assemblagelijn aan. Wanneer er sprake is van verschillende assemblagelijnen, zoals in een grote fabriek, geeft de locatie van de lijntoevoer de betreffende assemblagelijn aan.
    Voertuigidentificatienummer (VIN)
    Geef het VIN-nummer (Voertuigidentificatienummer) op. Het VIN-nummer bestaat uit een gestructureerde combinatie van tekens die aan elk voertuig zijn toegewezen door de fabrikant ervan. Het VIN wordt door sommige OEM's gebruikt voor identificatie van een voertuig op de assemblagelijn waarvoor een artikel is vereist. Als het artikel bijvoorbeeld een assemblageonderdeel van een auto betreft, is het nummer in het huidige veld het nummer van de auto.
    Volgnummer taak
    Geef het volgnummer op van de taak waarvoor de artikelen zijn vereist. In het volgordeproces voor de handelspartner Smart wordt bijvoorbeeld een volgordeprognosebericht verwerkt. Wanneer het bericht is verwerkt, bevat dit veld de geplande taakvolgorde voor een voertuig. Wanneer de productievolgorde is voltooid, wordt een bericht over afroep op volgorde verwerkt. Vervolgens bevat dit veld de uiteindelijke taakvolgorde van het voertuig. Dit is de taakvolgorde op de assemblagelijn waarvoor de artikelen zijn vereist.
    Referentie logische volgorde
    Geef het referentienummer van de logische volgorde van de fabrikant op. In het volgordeproces voor de handelspartner Smart wordt bijvoorbeeld een volgordeprognosebericht verwerkt. Wanneer het bericht is verwerkt, bevat dit veld de geplande taakvolgorde voor een voertuig.
    Aanvullende voertuigspecificatie
    Geef de aanvullende voertuigspecificatie van de fabrikant op.
    Identificatie proefuitvoering
    Geef het nummer van de fabrikant op waarmee de proefrun wordt geïdentificeerd.
    Referentienummer fabricage
    Geef het Referentienummer fabricage op. Het Referentienummer fabricage is een uniek nummer waarmee een bepaalde assemblage of een ander productieproces wordt geïdentificeerd. In sommige OEM's (Original Equipment Manufacturers) wordt Referentie logische volgorde, Volgnummer taak of Voertuigidentificatienummer (VIN) gebruikt in plaats van het Referentienummer fabricage.
    Modelidentificatie
    Geef het modelidentificatienummer van de fabrikant op.
    Artikelgroep-ID
    Geef het nummer van de fabrikant op waarmee de artikelgroep wordt geïdentificeerd.
    Referentie systeemvolgorde
    Geef het referentienummer van de systeemvolgorde van de fabrikant op.
    Aanvullende afroep
    Geef het nummer van een aanvullende afroep van de klant op.
    Wijzigingsvolgorde
    Geef het wijzigingsvolgnummer van de fabrikant op. De handelspartner BMW / Rolls Royce gebruikt een tweecijferig wijzigingsvolgnummer. Dit nummer geeft aan dat de volgorde van de voertuigen op de assemblagelijn is gewijzigd.
    Aanvoergroep
    Geef de aanvoergroep van het vrijgaveorderartikel op.
    Artikelgroep
    Geef de artikelgroep van het vrijgaveorderartikel op.
    Labelnummer
    Geef het labelnummer op dat voor het vrijgaveorderartikel wordt gebruikt.
    Locatie lijntoevoer
    Geef de toevoerlocatie van de assemblagelijn op.
    Sleutel productiegebied
    Geef de sleutel van het productiegebied op.
    Datum/tijd productiegebied
    Geef de datum en tijd van het productiegebied op.
    Doelcode

    Selecteer de Doelcode die voor het volgordeschema wordt gebruikt uit de vervolgkeuzelijst. Volgordeschema's en afroepen op volgorde worden met verschillende doelcodes naar de leverancier verzonden. Met doelcodes wordt bepaald hoe vereisten en volgordegegevens van inkomende volgordeschema's en afroepen op volgorde worden verwerkt. Er moet een algemeen referentieveld beschikbaar zijn in de volgordeschema's. Hierdoor is een vereiste uniek per artikel. Met de veldtoewijzing van een volgordeschema wordt dit algemene referentieveld opgeslagen in het veld 1e referentienummer van de orderregel in het volgordeschema. Met de veldtoewijzing van de afroep op volgorde wordt dit algemene referentieveld opgeslagen in het veld Volgorde.

    De volgende doelcodes worden ondersteund:

    • Invoegen: Vrijgavebeheer controleert of er een andere orderregel met hetzelfde algemene referentienummer bestaat. Als het algemene referentienummer uniek is per plan, wordt een nieuwe orderregel toegevoegd. Als het algemene referentienummer al bestaat, vervangen de nieuwe vereiste en volgordegegevens de bestaande gegevens van de orderregel.
    • Bijwerken: De orderregel die moet worden bijgewerkt, wordt geëvalueerd door de algemene referentienummers van de bestaande vereisten en de nieuwe vereiste te vergelijken. De referentienummers van de orderregel en de nieuwe vereiste moeten uniek zijn. Als een overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de orderregel bijgewerkt met de beschikbare veldinformatie. Als geen overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de nieuwe vereiste toegevoegd aan de bestaande orderregels.
    • Verwijderen: De orderregel die moet worden verwijderd, wordt geëvalueerd door de algemene referentienummers van de bestaande vereisten en de nieuwe vereiste te vergelijken. De referentienummers van de orderregel en de nieuwe vereiste moeten uniek zijn. Als een overeenkomende orderregel wordt gevonden, wordt de orderregel verwijderd. Als geen overeenkomende vereiste wordt gevonden, wordt de revisie van het volgordeschema opgeslagen als een niet-verwerkt plan. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt er via e-mail een waarschuwingsbericht verzonden naar de verantwoordelijke gebruiker. De gebruiker ontvangt het bericht dat het niet-verwerkte plan moet worden verwijderd van de pagina Niet-verwerkte plannen.
    • Deactiveren: Deze doelcode wordt gebruikt om de status van een op volgorde geplaatste vereiste met berichtsubtype Op volgorde geplaatst met verzendgelegenheid op Verzonden te zetten. Afzonderlijke vereisten kunnen worden uitgeschakeld wanneer een nieuwe planrevisie wordt aangemaakt. Met het uitschakelen wordt aangegeven dat het niet nodig is om de vereiste naar de klant te verzenden. Dit kan noodzakelijk zijn als er nog eens is gekeken naar de benodigde artikelen. Er worden bijvoorbeeld meerdere artikelen besteld voor één voertuig, terwijl slechts één van de artikelen naar de klant hoeft te worden verzonden. In dat geval is het aan de leverancier om te beslissen welk artikel moet worden verzonden. Wanneer u de doelcode selecteert en het enkelvoudige plan indient op de pagina Verzendschema, wordt de verzonden hoeveelheid ingesteld op de vereistehoeveelheid. De nettohoeveelheid wordt op 0 gezet op de tabbladen Verzendschema's en Gecombineerde plannen. De gedeactiveerde vereisten worden met een nettohoeveelheid gelijk aan 0 in het SequenceSchedule-BOD gepubliceerd naar het ERP-systeem om deze vereisten te verwijderen. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt er een waarschuwingsbericht verzonden naar ION Pulse. De verantwoordelijke gebruikers worden in Infor OS Portal of Infor Ming.le op de hoogte gesteld. Bovendien wordt er een logboekvermelding toegevoegd aan het serverlogboek van Vrijgavebeheer.
    • Reactiveren: Deze doelcode wordt gebruikt om een nieuwe reguliere openstaande vereiste aan te maken die aan de klant kan worden verzonden. Wanneer abusievelijk de doelcode Deactiveren is ingesteld, moet een nieuwe opeenvolgende vereiste worden opgegeven. Deze vereiste moet worden opgegeven met de vereistehoeveelheid, de vereistedatum en de doelcode Reactiveren. U moet het voertuigidentificatienummer (VIN) opgeven in de velden 1e referentienummer en Voertuigidentificatienummer (VIN). De volgorde wordt bepaald aan de hand van het taakvolgnummer, dat in het veld Volgnummer taak moet worden opgegeven. De vereisten met een overeenkomend voertuigidentificatienummer (VIN) en een Volgnummer taak van hetzelfde plan worden behandeld als zijnde niet verzonden. De handmatig ingevoerde vereisten worden toegevoegd aan het gecombineerde plan als reguliere openstaande vereisten. De vereisten worden naar het ERP-systeem gepubliceerd met de doelcode Reactiveren. Als waarschuwingen juist zijn geconfigureerd, wordt er een waarschuwingsbericht verzonden naar ION Pulse. De verantwoordelijke gebruikers worden in Infor OS Portal of Infor Ming.le op de hoogte gesteld. Bovendien wordt er een logboekvermelding toegevoegd aan het serverlogboek van Vrijgavebeheer.
    Volgordegegevens
    Selecteer dit selectievakje om het volgordeschema als voltooid te markeren door de vereiste volgordegegevens. Met de volgordegegevens worden de exacte volgorde en tijd bepaald voor voertuigen die op de assemblagelijn worden geproduceerd.
  4. Klik op OK om de orderregel op te slaan.
    De nieuwe orderregel wordt onder aan het tabblad Planningsschema of Verzendschema weergegeven. Het regelnummer van de orderregel wordt automatisch aangemaakt op basis van de vereistedatum. De orderregels worden gesorteerd op vereistedatum.
  5. Herhaal de stappen 1–4 om de volgende orderregels toe te voegen.
  6. Als u een orderregel wilt verwijderen, selecteert u de orderregel en klikt u op Verwijderen.
  7. Klik op Nieuwe vereiste - snelle invoer als u snelle invoer wilt gebruiken.
    Er wordt een nieuwe orderregel aangemaakt.
  8. Klik op de drill-downknop van de nieuwe orderregel en geef de vereiste informatie op.
    De velden zijn omschreven in de vorige stappen.